In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zijn twee verzoeken tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op 21 juli 2018, aan de orde. De moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel aangevochten, die op 2 augustus 2018 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De vader, die niet met het gezag is belast, is als belanghebbende aangemerkt en heeft ook hoger beroep ingesteld tegen de beschikking. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de ouders in overweging genomen, waaronder de problematiek van de moeder, die kampt met een licht verstandelijke beperking, schulden, en drugsgebruik, en de zorgen over de opvoedmogelijkheden van de vader, die ook met huiselijk geweld en mogelijk drugsgebruik te maken heeft gehad.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2018 zijn beide ouders verschenen, maar de moeder is niet ter zitting verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader, ondanks zijn eerdere standpunt dat hij niet voor het kind kan zorgen, nu aangeeft dat hij dat wel wil en kan. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op de opvoedmogelijkheden van de vader en dat de zorgen over de ouders zodanig zijn dat de veiligheid en stabiliteit van de minderjarige in het geding zijn.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is gehandhaafd. Het hof heeft de grieven van beide ouders verworpen en benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan.