Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg in beide zaken
2.Het geding in hoger beroep in beide zaken
3.De vaststaande feiten in beide zaken
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep in de bodemprocedure
Technische uitgangspunten
“Berekeningen aan de demping van het ATB-signaal op de stille brug te Haarlem”van 15 juni 2010 (hierna: het Simulatierapport) heeft Movares geconcludeerd dat geen van de zes berekende varianten van de Nonaf-goot (aluminium, staal en roestvast staal, telkens met en zonder isolatie van de brugligger) de demping zodanig beperkt dat een elektromagnetische veldsterkte van 4,5 μT wordt gemeten op de ATB-oppikspoelen en dat versterkende maatregelen nodig zijn, zoals de aanleg van ATB-luskabels of verhoging van de stroomsterkte.
“Meetplan demping van het ATB-signaal op de stillebrug te Haarlem”van 6 april 2012 (hierna: het Meetplan) beschreven hoe zij de mate van demping van het elektromagnetische veld op de brug zal gaan meten. De bestaande sectie van 806 m wordt verdeeld in 3 deelsecties, waarbij de brug een deelsectie (de brugsectie) is van 42 m en de gedeelten aan weerszijden ieder ook (de landhoofd- of vrije-baan-secties). De brugsectie heeft een luskabel. Aangezien het een dubbelspoor betreft, gaat het in feite om 2 secties (richting Haarlem, respectievelijk richting Leiden) die ieder worden verdeeld in 3 deelsecties. Om de mate van demping te bepalen zal Movares de elektromagnetische veldsterkten meten in iedere deelsectie, maar ook over de gehele oorspronkelijke sectie, eenmaal met inschakeling van de luskabel en eenmaal zonder inschakeling van de luskabel. De metingen worden verricht door het spoor
“bezet”te maken (de aanwezigheid van een trein te simuleren) met een meetlans (een stroom geleidend apparaat dat beide spoorstaven met elkaar verbindt), waarbij ten aanzien van de metingen van de deelsecties is bepaald dat de meetlans telkens op regelmatige afstanden tussen de brug en de zijde met de ATB-versterker wordt geplaatst (§ 1.1 onder 4 en § 1.3, laatste alinea van het Meetplan). Movares heeft de metingen uitgevoerd in de nacht van 11 op 12 juni 2012.
“Demping van ATB-signaal op geluidsarme brug met NONAF-goot”van 7 november 2012 (hierna: het Movares-rapport) de metingen besproken. Zij vermeldt over meting 2 (de meting waarin over de gehele sectie is gemeten zonder inschakeling van de luskabel) dat de gemiddelde veldsterkte op het binnenbeen (de spoorstaaf aan de zijde van het tegemoetkomende spoor) gemiddeld 6,2 A is en op het buitenbeen 5,6 A. Haar conclusie is als volgt:
“Haalbaarheidsonderzoek ATBEG op stalen bruggen met NONAF goot”van 4 juni 2015 tot de conclusie gekomen dat bij toepassing van de Nonaf-goot ook op die bruggen het niet mogelijk is zonder additionele maatregelen een ATB-signaal te krijgen van voldoende sterkte.
NJ2009/21 volgt dat vermindering van eis in een later stadium van de procedure in hoger beroep dan de uitwisseling van de memories van grieven en antwoord niet in strijd is met de twee-conclusieregel, ook al zou de vermindering van eis moeten worden beschouwd als een grief. Dat een eisvermindering in dit stadium in strijd zou zijn met de goede procesorde of met het recht van hoor en wederhoor, omdat ProRail daarmee de discussie over wijziging van de overeenkomst voor het geval er geen auteursrecht op de Nonaf-goot zou rusten, buiten het debat plaatst, zonder dat Nonaf nog in de gelegenheid is om haar stellingen daarop aan te passen, is onjuist. Van Nonaf mag worden verwacht dat zij haar stellingen en vorderingen zo inkleedt, dat behandeling daarvan niet afhankelijk is van het al of niet handhaven van een stelling of vordering door ProRail. Nonaf had zonder bezwaar haar vordering tot wijziging van de Overeenkomst ter opheffing van het door dwaling veroorzaakte nadeel in een eerder stadium kunnen instellen. De twee-conclusieregel brengt daarom mee dat zij haar eis niet meer bij akte ter comparitie na memorie van antwoord kon wijzigen.
“auteursrecht”wordt gelezen
“octrooi”, dan zou die vordering worden afgewezen, ook als met de rechtbank ervan wordt uitgegaan dat niet alleen ProRail dwaalde over het bestaan van het auteursrecht, maar ook Nonaf. In Nonaf werken twee ondernemingen samen. Nonaf verdedigt dat haar schepping of uitvinding tot een kostenbesparing bij ProRail kan leiden van circa € 100.000.000 en dat het aan de uitvinding verbonden IE-recht € 5.000.000 waard is. Zij wenst de rechten op haar ontwerp van de Nonaf-goot over te dragen of in licentie te geven aan ProRail tegen vergoeding van een eenmalig bedrag. Verder blijkt uit het door Nonaf overgelegde kostenoverzicht dat zij in 2007, twee jaar voor het sluiten van de Overeenkomst, onderzoek heeft gedaan naar de “mogelijkheden tot vastleggen van IE” en dat zij een adviseur in het octrooirecht heeft ingeschakeld. Vóór het sluiten van de Overeenkomst heeft Nonaf een aanvrage voor een Nederlands octrooi ingediend. Gezien de commerciële context, het door Nonaf zelf aangegeven omvangrijke belang van de transactie en de expertise op IE-gebied die Nonaf van tevoren had ingewonnen, komt haar dwaling over het al of niet bestaan van het door haar aangeboden auteursrecht krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor haar rekening en faalt op grond van artikel 6:228 lid 2 BW haar beroep op dwaling als grond voor vernietiging en in het verlengde daarvan wijziging ex 6:230 lid 2 BW. Het had op Nonafs weg gelegen nader onderzoek te doen naar de vraag welk IE-recht voor overdracht of licentiëring in aanmerking kwam. Daar komt verder bij dat de wijzigingsbevoegdheid van artikel 6:230 BW niet is gegeven aan de partij die - geconfronteerd met de onmogelijkheid haar verbintenis na te komen - door een wijzigingsverzoek ex artikel 6:230 lid 2 BW zou kunnen ontkomen aan de gevolgen van haar verzuim.
“versterkende maatregelen”maar ook over de bevoegdheid van ProRail te beslissen of de Nonaf-goot al of niet voldoet aan de afgesproken eisen. Aan de hand van de Haviltex-norm moet het hof de gemeenschappelijke partijbedoeling vaststellen. Hoewel de Haviltex-norm in eerste aanleg niet aan de orde is gekomen, heeft Nonaf er terecht op gewezen dat het gaat om uitleg van de hier geciteerde bedingen (nr. 14 van de memorie van antwoord). Het komt daarbij aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De bewoordingen van de artikelen zijn van belang, zo nodig geplaatst in de context van de inleidende overwegingen en de andere artikelen. Verder zijn de strekking van de Overeenkomst - wat beoogden partijen ermee te regelen? - en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de verschillende tekstinterpretaties relevant. Partijen hebben niet aangevoerd dat de schriftelijke tekst onnauwkeurig is of afwijkt van de mondelinge wilsovereenstemming, zodat het hof geen onderzoek hoeft te doen naar die aspecten.
“versterkende maatregelen”(in overweging d) van de Overeenkomst aangeduid als
“aanvullende versterkende maatregelen”en in overweging e) aangeduid als het
“overbodig”worden van
“versterkende maatregelen”naast de
“ATB-versterker”) verschillen partijen van mening. Uit de hier geciteerde tekstonderdelen blijkt dat bedoeld is dat de ATB-versterker voldoende moet zijn voor overdracht van het ATB-signaal naar de ATB-oppikspoelen onder de trein. Partijen zijn het erover eens dat het aanbrengen van ES-lassen voor en na de brug en ATB-luskabels op de brug versterkende maatregelen zijn.
“Onderhoudsdocument Laagfrequent spoorstroomlopen, 75 Hz in ET-gebied”(hierna: het Onderhoudsdocument) die meebrengen dat op een sectie tussen de 750 en 900 m de spanning wordt ingesteld op 120 V en dat de spanning alleen dan wordt verhoogd als op de spoorstaven een elektrische stroom wordt gemeten onder 6,5 A. Omdat tijdens de metingen op de brug te Haarlem stroomsterkten zijn gemeten van rond 9 A, is het op grond van het Onderhoudsdocument niet toegestaan de spanning te verhogen. Zou het opvoeren van de spanning boven 120 V in deze sectie niet zijn te beschouwen als een versterkende maatregel, dan zou dat tot de onaannemelijke consequentie leiden dat toepassing van de Nonaf-goot voor ProRail geen meerwaarde heeft ten opzichte van de reguliere goot: door het opvoeren van de spanning tot 140 V ontstaat ook bij een conventionele spoorstaafgoot een voldoende stroomsterkte op een stalen brug om het ATB-systeem te laten werken (nr. 178 van de memorie van grieven en productie 25 bij memorie van grieven).
“versterkende maatregelen”: in overweging a) is vermeld dat toepassing van de Nonaf-goot de overdracht van het ATB-signaal niet meer significant afzwakt. Dat illustreert dat partijen voor ogen stond dat de Nonaf-goot ervoor zorgde dat het ATB-signaal goeddeels in stand bleef op stalen bruggen. Daarbij past het niet dat de spanningsbron boven de grenzen uit het Onderhoudsdocument zou moeten worden opgevoerd. Ten slotte zou de uitleg van Nonaf tot het onaannemelijke resultaat leiden dat ProRail - een omvangrijk bedrag - zou moeten betalen voor een nieuwe vinding die niet beter presteert dan de bestaande goot, die immers bij een verhoogde spanning van 140 V ook het bestaande ATB-signaal voldoende in stand houdt.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep in het kort geding
“Vrijgave”volgt, als de Nonaf-goot voldoet aan de eisen genoemd in artikel 4.1.
“Vrijgave”is in artikel 1 gedefinieerd als:
“Autorisatie van een document door ProRail na goedkeuring van het resultaat van toepassing van de NONAF-goot, waarmee toestemming wordt verleend voor generieke toepassing van de NONAF-goot.”