Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Vereniging van Eigenaars Parkeerkelder Projekt Hofpoort nabij de Frombergstraat te Arnhem,
1.Het geding in eerste aanleg
8 januari 2019 die de kantonrechter van de rechtbank Gelderland heeft gegeven.
2.Het geding in hoger beroep
27 februari 2019, heeft de advocaat van [verzoekster] het beroepschrift nogmaals ingediend bij het hof. De advocaat van [verzoekster] heeft zich daarna onttrokken aan de zaak.
17 juni 2019 heeft de VvE geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoekster] . Bij aanvullend verweerschrift van 18 juli 2019 heeft de VvE inhoudelijk verweer gevoerd tegen het beroepschrift van [verzoekster] .
3.De vaststaande feiten
2.1 tot en met 2.4 van de beschikking van de kantonrechter.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
15 januari 2018 heeft [verzoekster] de notulen van de vergadering ontvangen met daarin het besluit. [verzoekster] heeft vervolgens op 26 januari 2018 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend waarin zij de kantonrechter verzoekt, kort weergegeven, om het besluit van de VvE te vernietigen, dan wel nietig te verklaren met veroordeling van de VvE in de proceskosten. Zij heeft ook een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 843a Rv tot toezending door de VvE van een lijst met de actuele namen en adressen van alle leden van de VvE.
8 januari 2019 gegeven. Het hoger beroep diende daarom uiterlijk op 8 februari 2019 te zijn ingesteld. [verzoekster] heeft op 8 februari 2019 een beroepschrift ingediend. Het verzuim dat het beroepschrift niet was ingediend door een advocaat is op de voet van artikel 362 juncto 281 Rv hersteld. Als dag waarop het hoger beroep is ingesteld, geldt daarom de dag van indiening van het oorspronkelijke beroepschrift. Daarvan uitgaande is het beroep tijdig ingesteld, zodat [verzoekster] op tijd is en ontvankelijk is in hoger beroep.
15 januari 2018, is de termijn voor het indienen van haar verzoekschrift op die dag aangevangen. Het verzoekschrift is op 27 januari 2018 door de rechtbank ontvangen, zodat het verzoek tot vernietiging binnen de termijn van artikel 3:150 lid 2 BW is gedaan. [verzoekster] is daarom ontvankelijk in haar verzoek, zodat grief 1 in zoverre slaagt.
5.De beslissing
H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2019.