Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Partijen hebben er ondubbelzinnig voor gekozen om hun geschil op de voet van artikel 96 Rv aan de kantonrechter voor te leggen". Voorts is in het proces-verbaal van de comparitie van 13 februari 2013 het volgende is opgenomen: "
Ter zitting is het verschil van mening van partijen over de bevoegdheid van de kantonrechter besproken. Op suggestie van de kantonrechter hebben partijen besloten het gehele geschil op grond van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de kantonrechter voor te leggen". Het hof stelt vast dat [appellant] geen grief heeft aangevoerd tegen rechtsoverweging 5.1 van het tussenvonnis van 20 november 2013 en dat hij ook geen tegenbewijs heeft aangeboden tegen de inhoud van het proces-verbaal van de comparitie (de akte uitlaten bevat geen bewijsaanbod). Het hof zal er daarom van uitgaan dat partijen op de zitting van 13 februari 2013 er bewust voor hebben gekozen hun geschil op de voet van artikel 96 Rv aan de kantonrechter voor te leggen.