In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 19 december 2017, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep. De reden hiervoor was dat de volmacht, die per e-mail was verzonden, niet ondertekend was. Het hof oordeelde dat een niet-ondertekende e-mail niet kan worden aangemerkt als een bijzondere volmacht in de zin van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in overweging genomen, waarbij werd benadrukt dat de authenticiteit van processtukken van groot belang is voor de rechtszekerheid. De advocaat-generaal had gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, en het hof volgde dit standpunt. Het hof concludeerde dat de handtekening van de raadsman een constitutief vereiste is voor de geldigheid van de volmacht, en dat het ontbreken daarvan niet kan worden hersteld door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij hoger beroep wenst. Het hof benadrukte dat de eisen van artikel 450 lid 3 Sv primair zijn bedoeld om betekeningsproblemen te voorkomen, en dat in dit geval geen sprake was van een geldige volmacht. De verdachte werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.