In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 maart 2017, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde en de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam in de proceskosten veroordeelde. De zaak betreft een verzoek om een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2010. Belanghebbende had de inspecteur verzocht om een dwangsom vast te stellen, omdat er niet tijdig op zijn bezwaarschrift was beslist. De inspecteur had het bezwaar echter doorgezonden naar de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de inspecteur een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 28 november 2017 zijn beide partijen niet verschenen.
Het Hof heeft de feiten en de procedure in detail bekeken. Het Hof oordeelt dat de inspecteur tijdig heeft beslist op het bezwaar van belanghebbende, omdat de motivering van de uitspraak op bezwaar van 28 februari 2014 binnen de geldende termijn is verzonden. Het Hof concludeert dat de inspecteur geen dwangsom heeft verbeurd, omdat hij binnen de termijn heeft beslist. Daarnaast heeft het Hof de verzoeken van belanghebbende om een immateriële schadevergoeding en om een hogere wegingsfactor voor de proceskosten afgewezen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.