Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Almelo(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
1.237.
1.267.
1.338.
1.310.
625.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 4 augustus 2016 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting had verminderd. De naheffingsaanslag was opgelegd over de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De Inspecteur had vastgesteld dat belanghebbende, die in die periode werkzaam was als medewerker bij een verzekeringskantoor, tegen betaling aangiften voor derden had ingevuld, maar deze inkomsten niet had aangegeven in zijn eigen aangiften. De rechtbank had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Inspecteur ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 3 november 2017 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur onzorgvuldig had gehandeld door geen getuigen op te roepen en dat hij niet als ondernemer voor de omzetbelasting kon worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat het oproepen van 67 getuigen niet zinvol was, gezien het aantal aangiften dat belanghebbende had ingediend en de mogelijkheid om schriftelijk bewijs te leveren. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur niet verplicht was om stukken in te brengen die hem pas na de uitspraak op bezwaar ter beschikking waren gekomen.
Het Hof bevestigde dat belanghebbende wel degelijk als ondernemer voor de omzetbelasting moest worden aangemerkt, omdat hij zelfstandig economische activiteiten verrichtte door aangiften voor derden in te vullen tegen betaling. De uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hoger beroep van de Inspecteur werd ongegrond verklaard. De kosten voor griffierecht en proceskosten werden niet vergoed.