Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Centric,
1.Gemeente Achtkarspelen,
de gemeenten,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
De vaststaande feiten
het functioneel gebruik van de door haar geleverde applicaties mogelijk te laten blijven, met inbegrip van onderhoud en instandhouding, gedurende maximaal één jaar, en in ieder geval voor periode die de Gemeenten nodig hebben de betreffende dienstverlening te kunnen laten overnemen door een andere partij. De Gemeenten zullen Centric hiervoor een redelijke financiële tegemoetkoming geven."
2 Conclusies
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing
10 grievenbetoogt Centric dat zij niet op 1 januari 2016 in verzuim was, dat de gemeenten het applicatielandschap voor 31 december 2015 hebben geaccepteerd, dat de gemeenten niet bevoegd waren hun (gehele) betalingsverplichting op te schorten, dat de opschorting door Centric wel terecht was en dat de gemeenten vanaf maart/april 2017 in schuldeisersverzuim verkeren vanwege een gemaakte "draai". Deze grieven lenen zich voor gemeenschappelijke behandeling, met dien verstande dat Centric geen belang heeft bij integrale bespreking van al haar klachten. De reden hiervoor is dat naar het oordeel van het hof een door de gemeenten opgeworpen verweer waar de voorzieningenrechter geen afzonderlijke aandacht aan heeft besteed en dat het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep heeft te behandelen, slaagt. Het gaat daarbij om het verweer dat in artikel 6.8 van de overeenkomst Centric wordt verboden om in een situatie als de onderhavige haar verbintenissen op te schorten (pleitnota eerste aanleg randnrs. 52-55, herhaald in hoger beroep in memorie van antwoord randnrs. 33-38).
bevoegdop opschorting beroepen. Volgens Centric is daar geen sprake van, waartoe zij het navolgende aanvoert. Er is niet ondeugdelijk heeft geprotesteerd. Op grond van artikel 6.7 van de overeenkomst dienen de gemeenten facturen binnen 30 dagen na ontvangst te voldoen. In artikel 18.3 AIV is bepaald dat als goederen en diensten niet beantwoorden aan de overeenkomst de gemeenten naar rato van de tekortkoming mogen opschorten. In afwijking van die bepaling hebben partijen op verzoek van Centric in artikel 11.28 van de overeenkomst vastgelegd dat opschorting slechts toegepast wordt na een schriftelijke ingebrekestelling waarbij de opdrachtnemer een redelijke tijd wordt gegund om de verplichting alsnog na te komen. Aan deze vereisten is niet voldaan omdat (i) de gemeenten al geruime tijd betaling van facturen opschortten zonder dat een ingebrekestelling was uitgebracht, (ii) de uiteindelijke ingebrekestelling van 9 oktober 2017 te laat kwam, te vaag was en geen zin meer had vanwege de draai die de gemeenten inmiddels hadden gemaakt en (iii) de gemeenten bovendien meer opschortten dan waartoe zij gerechtigd waren. Artikel 6.8 dient bij een redelijke uitleg van de overeenkomst te worden bezien in samenhang met genoemde bepalingen. Nu de gemeenten niet bevoegd opschortten, staat artikel 6.8 niet in de weg aan opschorting door Centric, aldus laatst genoemde.
bevoegdhebben opgeschort. Daar komt bij dat bij die uitleg de bepaling niets zou toevoegen of veranderen aan wat reeds volgt uit het systeem van de wet (zie de artikelen 6:54 en 6:59 BW), waarbij uiteindelijk pas achteraf door een uitspraak van de rechter komt vast te staan wie van partijen tot opschorting bevoegd was, terwijl in de door de gemeenten gestelde uitleg op voorhand al vaststaat dat Centric niet mag opschorten en daarmee de zin van de bepaling is gegeven. Het hof ziet ook niet in dat partijen door middel van artikel 11.28 van de overeenkomst (welke bepaling niet voorkomt in de concept overeenkomst bij de aanbestedingsstukken) van het bepaalde in artikel 6.8 zijn afgeweken, daargelaten dat een zodanige afwijking op gespannen voet staat met de aanbestedingsrechtelijke beginselen. Het hof komt tot de conclusie dat een objectieve uitleg van artikel 6.8 van de overeenkomst leidt tot het oordeel dat Centric niet bevoegd was haar verbintenissen op te schorten. Een uitleg naar de Haviltexmaatstaf zou overigens niet tot een andere uitkomst hebben geleid, nu daartoe onvoldoende is gesteld.
6.De slotsom
31 juli 2018.