Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
20 september 2017 en 28 februari 2018 die de rechtbank Midden-Nederland, handelskamer, locatie Utrecht, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
18 juni 2016 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten ter zake (verbouwings)werkzaamheden aan het pand van Point of View in Hilversum. In het kader van de uitvoering en de betaling van de overeengekomen werkzaamheden ontstond tussen partijen een geschil, waarop partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Nadien zijn nieuwe geschilpunten ontstaan. Point of View heeft naar aanleiding daarvan besloten de aanneemovereenkomst en vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
e-mailbericht van 9 januari 2018 van TKB B.V. aan Point of View, waarin TKB B.V. heeft meegedeeld dat zij overweegt het faillissement van [geïntimeerde] aan te vragen (zie productie B bij dagvaarding). Hieruit blijkt volgens Point of View dat [geïntimeerde] in financieel zwaar weer verkeert. Ter verdere onderbouwing van dit standpunt heeft Point of View tevens verwezen naar verschillende documenten, namelijk een document waaruit blijkt dat verlof is verleend voor het leggen van conservatoir beslag (productie C bij dagvaarding), een verklaring van de Rabobank waarin staat dat het beslag onder de Rabobank geen doel heeft getroffen (productie D bij dagvaarding), een leveringsakte van het bedrijfspand van [geïntimeerde] (productie E bij dagvaarding), een overzicht waaruit blijkt dat het woonhuis van [geïntimeerde] grotendeels belast is met een recht van hypotheek (productie F bij dagvaarding) en een notariële verklaring waaruit blijkt dat het woonhuis van [geïntimeerde] is verkocht (productie F bij dagvaarding). Ook heeft Point of View aangevoerd dat de door haar gelegde beslagen nauwelijks doel hebben getroffen, dat zij heeft vernomen dat [geïntimeerde] niet alleen doende is zijn bedrijf te verkopen dan wel te beëindigen en ook dat [geïntimeerde] niet langer over bedrijfsmiddelen beschikt. Gelet daarop bestaat – zo heeft Point of View gesteld – gegronde vrees dat [geïntimeerde] een eventuele terugbetalingsvordering niet kan voldoen indien het vonnis in eerste aanleg zou worden vernietigd. Alsdan zal Point of View in zodanig ernstige liquiditeitsproblemen raken, dat een faillissement zal volgen. Dat zal niet alleen gevolgen hebben voor Point of View zelf, maar ook voor haar bestuurder en zijn gezin. Point of View heeft zich onder verwijzing naar het voorgaande dan ook op het standpunt gesteld dat haar belangen, gegeven de omstandigheden, zwaarder wegen dan de belangen van [geïntimeerde] om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan.
€ 1.074,00 (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.
4.De beslissing
28 augustus 2018voor het nemen van de memorie van grieven;
17 juli 2018.