Uitspraak
Grow-Company,
de Coöperatie,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De processen-verbaal van die verhoren bevinden zich bij de stukken. Daarna hebben beide partijen een memorie na getuigenverhoren genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.Wijziging van eis
“vermeerdert de Coöperatie haar eis in reconventienaast de eerder ingestelde vorderingenvoorwaardelijk met het volgende:....om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en onder de voorwaarde dat tussen partijen een koopovereenkomst van kracht is, Grow-Company te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest althans binnen een door u in goede justitie te bepalen termijn, de koopovereenkomst na te komen door het verkochte af te nemen tegen betaling van de overeengekomen koopprijs van € 955.000,- op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel althans een door u in goede justitie te bepalen bedrag per dag of dagdeel, kosten en nakosten rechtens.”
3.De verdere beoordeling van de vorderingen
“Op 24 mei 2012 heeft de heer [A] van Grow-Company mij tweemaal gebeld. De eerste keer vertelde hij mij dat de schrijvende pers hem had benaderd, omdat zij er lucht van hadden gekregen dal er tussen ons overeenstemming was bereikt. Ik heb toen gezegd dat er naar ons idee niet eerder een overeenkomst is dan wanneer er een handtekening onder staat en dat we weten dat er financiële dekking is. [A] zei mij dat hij die middag naar de bank zou gaan. Later die middag rond 16.30 - ik was onderweg naar huis - belde hij mij opnieuw. Hij vertelde dat hij met zijn zoon bij de bank was geweest, en dat de bank niet mee wilde. [A] zou dan te veel eigen geld moeten inzetten en hij zei dat hij het daarom niet meer zag zitten. Ik heb teleurgesteld gereageerd. We waren al een heel eind gevorderd met de onderhandelingen, maar er gold een financieringsvoorbehoud dus dat mocht hij inroepen. Op uw vraag of ik [A] heb gevraagd of hij ook andere banken had benaderd, antwoord ik dat [A] juist had bedongen dat de Rabobank, zijn huisbankier, 100% zou financieren. Het moest dus rondkomen bij de Rabobank.”
“Na het telefoontje van [A] heb ik een e-mail aan mijn medebestuursleden en [E] gestuurd, waarin ik hen verslag deed van het telefoongesprek en zei dat we met een kater achter bleven.De dag erop, 25 mei, ben ik nog gebeld door [A] , die mij vroeg of het mogelijk was dat hij de gebouwen van de Coöperatie ging huren. Ik heb toen gezegd dat dat niet kon omdat wij van de leden alles moesten verkopen. [A] zei daarop: “Dan weet ik het ook niet meer”. Op 25 of 26 mei zijn wij als bestuur bij elkaar gekomen om de situatie te bespreken. Wij vroegen ons af wat we met de situatie aan moesten. We zouden Grow-Company op haar rechten kunnen wijzen, maar we besloten daar verder geen energie meer in te steken. Grow-Company was om financiële redenen afgehaakt, dus dan zou de aankoop sowieso niet mogelijk zijn. We hebben besloten de overige partijen, die eerder een bod hadden gedaan, te benaderen, en zijn vervolgens met een van hen in zee gegaan.
“Net na die aankoop ben ik naar Spanje vertrokken voor zaken. Mijn vrouw heeft mij gebeld toen ik in Spanje was en zo kwam mij ter ore dat er een brief was gekomen van de accountant van de Coöperatie, waarin stond dat ik de aankoop zou hebben geannuleerd en dat hij dat wilde bevestigen.
“Het klopt dat de Rabobank indertijd mijn huisbankier was. Nu is ze dat niet meer. Ik had geen offerte, maar wel een mondelinge toezegging van [D] , de accountmanager bij de Rabobank Stellingwerven. Ik weet niet zeker hoe zijn functie precies heette. Voordat we de onderhandelingen met de Coöperatie zijn begonnen, hebben we twee gesprekken met [D] gehad, een op het kantoor van de Rabobank in Wolvega en een op het kantoor van [G] . Bij beide gesprekken waren ook mijn vrouw en mijn zoon aanwezig. [D] hechtte eraan dat de Rabobank alles zou financieren. Dit zal omstreeks begin april zijn geweest. De vestigingen van de Rabobank gingen in die periode fuseren. Wij hebben jaarstukken bij de bank ingeleverd, maar de heer [D] bleek nadien niet meer
van de Coöperatie heeft op donderdagavond 24 mei 2012 een e-mail met de volgende inhoud aan zijn medebestuurders en [E] gezonden:
“Na vanmiddag nog positief gesproken te hebben met dhr [A] waarin hij nogmaals aangaf dat hij graag wilde en er ook naar streefde om morgenmiddag eindelijk de handtekening te zetten kreeg ik om 5 uur een ander bericht. Ik had hem vanmiddag nogmaals gemeld dat niet alleen de handtekening belangrijk is maar nog veel belangrijker de zekerheid naar ons toe dat de financiering rond is.
Op uw vraag of is overwogen om te vragen naar bewijsstukken waaruit bleek dat Grow-Company geen financiering kon krijgen, antwoord ik dat dat wel ter sprake is geweest.
heeft Grow-Company niet geprotesteerd tegen de gang van zaken.”
“Artikel 17: ontbindende voorwaardeDeze overeenkomst geschiedt onder de navolgende ontbindende voorwaarden:a . dat de koper niet uiterlijk 2 dagen voor het leveringstijdstip een offerte heeft gekregen voor een of meer geldleningenbij een geldverstrekkende instellingonder de normaal geldende voorwaarden en bepalingenter financiering van de helft van de koopsom. Koper heeft een inspanningsverplichting om alles te doen of te laten om een dergelijke offerte te verkrijgen.”[onderstreping door het hof].
Deze bepaling is – zo blijkt uit productie 8 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg en de verklaring van [G] ter gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg – op verzoek van Grow-Company gewijzigd in:
“Artikel 17: ontbindende voorwaardeDeze overeenkomst geschiedt onder de navolgende ontbindende voorwaarden:a . dat de koper niet uiterlijk 2 dagen voor het leveringstijdstip een offerte heeft gekregen voor een of meer geldleningenbij huisbankier Rabobank De Stellingwervenonder de normaal geldende voorwaarden en bepalingenter financiering van de koopsom. Koper heeft een inspanningsverplichting om alles te doen of te laten om een dergelijke offerte te verkrijgen.”[onderstreping door het hof].
“U houdt mij voor dat de heer [A] van Grow-Company zojuist als getuige heeft verklaard dat ik mondeling heb toegezegd dat de Rabobank alles wilde financieren. Dat kan ik nooit gezegd hebben, want wij moeten als accountmanager juist voorzichtig zijn. Ik kan wel gezegd hebben dat ik mijn best wilde doen om het financierbaar te maken. De reden dat niet ik maar [K] de afwijzing heeft doorgegeven, was waarschijnlijk gelegen in het feit dat ik die dag niet aanwezig was. (…)U houdt mij voor dat de heer [A] van Grow-Company ook heeft verklaard dat ik eraan hechtte dat de Rabobank volledig zou financieren. Daarop antwoord ik dat wij het als bank wenselijk vonden dat de leden van de Coöperatie achtergesteld kapitaal beschikbaar zouden stellen. De reden van de afwijzing van het financieringsverzoek was voornamelijk gelegen in de vermogenspositie van het bedrijf. De aanvraag is op 10 mei 2012 afgewezen. Dat weet ik omdat ik onlangs bij de bank nog inzage in het dossier heb gekregen. (…) er is geen nieuwe financieringsaanvraag gedaan.
“Zelf wist ik vanuit de bank dat de financiering van Grow-Company was afgewezen. Dat is mij indertijd door [D] verteld. [D] was accountmanager voor Grow-Company.
“De heer [D] toonde zich toen zeer enthousiast over het plan. Ik herinner mij dat de heer [G] nog vroeg of er ook een stukje eigen vermogen moest worden ingebracht. De heer [D] antwoordde
“U houdt mij een passage voor uit de getuigenverklaring van de heer [D] . Hij heeft gelijk wanneer hij zegt dat hij in dat gesprek geen harde toezegging heeft gedaan. Dat kon hij ook niet vanuit
[G] heeft dienaangaande verklaard:
“Wat [A] van Grow-Company na de afwijzing op het gebied van financiering heeft gedaan, dat wil zeggen welke financiers hij heeft benaderd, dat weet ik niet. Ik ben niet bij dat traject betrokken geweest.”[A] van Grow-Company heeft weliswaar verklaard dat hij voor de financiering niet afhankelijk was van de Rabobank en zijn echtgenote heeft verklaard dat de financiering ‘wel in orde zou komen’, maar zij hebben niet concreet aangegeven welke alternatieve financieringsmogelijkheden er waren. Mevrouw [F] heeft desgevraagd geweigerd antwoord te geven op de vraag wie de mogelijke financiers waren. Dat er alternatieve financieringsmogelijkheden voor handen waren, heeft Grow-Company in deze procedure ook niet aannemelijk gemaakt. Bovendien had Grow-Company nu juist jegens de Coöperatie bedongen dat zij de overeenkomst mocht ontbinden als haar huisbankier, Rabobank de Stellingwerven, de koopprijs niet voor 100% wilde financieren.
- de omstandigheid dat Grow-Company had bedongen dat zij het financieringsvoorbehoud kon inroepen ingeval haar huisbankier Rabobank de Stellingwerven, de koopsom niet voor 100% zou willen financieren;
- de omstandigheid dat [A] van Grow-Company, ook na terugkomst uit Spanje, niet heeft gereageerd op en geprotesteerd tegen de inhoud van de e-mail en de brief van de Coöperatie van 4 en 7 juni 2012;
is het hof van oordeel dat de Coöperatie is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [A] van Grow-Company in het telefoongesprek van 24 mei 2012 een beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud.
Voor verwijzing naar de schadestaat bestaat alleen aanleiding voor zover het niet mogelijk is de schade in deze procedure te begroten. Het hof gaat er evenwel vooralsnog van uit dat het wel mogelijk is de schade – waarbij het gelet op bovenstaande beslissing alleen gaat om schade als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging – in deze procedure te begroten.
Volgens Aeturnus neemt de schade met ingang van 1 januari 2015 nog met € 136,19 per dag toe.
4.De beslissing
17 juli 2018.