ECLI:NL:GHARL:2018:6141

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
200.234.029
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid en ondeelbare rechtsverhouding tussen Evergreen GGZ B.V. en Gemeente Nijmegen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Evergreen GGZ B.V. tegen de Gemeente Nijmegen. Het hof behandelt de kwestie van niet-ontvankelijkheid en de ondeelbare rechtsverhouding tussen de partijen. De zaak is ontstaan uit een eerdere uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 5 januari 2018 een vonnis heeft gewezen. Evergreen GGZ B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. van Ham, heeft de gemeente Nijmegen, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. van Wijk, in eerste aanleg aangeklaagd. Het hof heeft op 3 juli 2018 een arrest gewezen waarin het de procedure in hoger beroep bespreekt. Het hof heeft besloten om een meervoudige comparitie van partijen te gelasten, met als doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling. De comparitie is gepland voor 18 september 2018, waarbij partijen en hun advocaten aanwezig moeten zijn. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor de indiening van processtukken en het indienen van verhinderdata. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.234.029
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem,329320)
arrest van 3 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Evergreen GGZ B.V.,
gevestigd te Arnhem,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Evergreen,
advocaat: mr. J.A. van Ham,
tegen
Gemeente Nijmegen,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. T. van Wijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
5 januari 2018 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 2 februari 2018,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties).

3.De beoordeling

3.1
Het hof ziet aanleiding een meervoudige comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling.
3.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat de zitting zal worden gehouden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat
2-4 te Arnhem op
18 september 2018 om 15.00 uur;
Het hof bepaalt dat ingeval (één van) partijen verhinderd is/zijn op voormelde zittingsdag, aan de hand van verhinderdata een nieuwe datum zal worden gepland, mits de partij die om een andere datum verzoekt binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief door middel van een H7-formulier de verhinderdata van beide partijen doorgeeft over de periode vanaf maart 2019 tot en met september 2019;
bepaalt dat advocaten bij deze comparitie elk gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreeknotities, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat Evergreen op
uiterlijk acht wekenvoor de te houden comparitie na memorie van antwoord het volledige procesdossier in viervoud ter griffie van het hof dient over te leggen.
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proces-handeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij
uiterlijk twee wekenvoor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, A.A. van Rossum en M.F.J.N. van Osch en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2018.