Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 februari 2018 en
- een journaalbericht van mr. Den Besten van 25 april 2018 met een productie.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verwerping van een nalatenschap door een moeder namens haar minderjarige zoon. De vader van verzoekster, de erflater, overleed op 16 april 2017 zonder testament. Verzoekster heeft op 10 juli 2017 een verklaring van verwerping van de nalatenschap ingediend, zowel voor zichzelf als namens haar minderjarige zoon. De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland weigerde echter de verzochte machtiging voor de verwerping namens de minderjarige, wat verzoekster noopte om in hoger beroep te gaan.
Het hof overweegt dat de wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam, in dit geval de moeder, een nalatenschap niet zonder machtiging kan verwerpen. De wet stelt dat deze machtiging binnen drie maanden na het overlijden van de erflater moet worden aangevraagd. Verzoekster heeft tijdig een verzoek om machtiging ingediend, maar de kantonrechter heeft deze geweigerd. Het hof oordeelt dat de strikte toepassing van de wet in dit geval onwenselijk zou zijn, vooral ter bescherming van de belangen van de minderjarige. Het hof concludeert dat verzoekster tijdig een verklaring van verwerping heeft afgelegd en verleent haar de gevraagde machtiging.
De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter en verleent verzoekster de machtiging om namens haar minderjarige zoon de nalatenschap te verwerpen. Dit besluit is genomen in het belang van de minderjarige, gezien de negatieve waarde van de nalatenschap en de schulden van de erflater.