ECLI:NL:GHDHA:2018:3755

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
16 januari 2019
Zaaknummer
200.240.903/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot verwerping van nalatenschap namens minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verwerping van een nalatenschap namens minderjarigen. De appellanten, wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen, waren in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 maart 2018, waarin hun verzoek om machtiging tot verwerping van de nalatenschap was afgewezen. De rechtbank had bepaald dat de nalatenschap als beneficiair was aanvaard door de minderjarigen, wat betekende dat zij in beginsel de nalatenschap moesten vereffenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de erflater, geboren in 1955 en overleden in 2018, geen testament had achtergelaten, waardoor de erfopvolging bij versterf plaatsvond. De appellanten hebben op 13 juni 2018 verzocht om machtiging om de nalatenschap te verwerpen, maar de kantonrechter had dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde echter dat de termijn van drie maanden voor het indienen van het verzoek niet was verstreken, ondanks de eerdere afwijzing door de kantonrechter. Het hof verwees naar eerdere uitspraken van andere hoven die bevestigden dat een verzoek tot verwerping nog steeds kon worden verleend, zelfs na het verstrijken van de termijn.

Uiteindelijk verleende het hof de appellanten de gevraagde machtiging om de nalatenschap namens de minderjarigen te verwerpen. Tevens gelastte het hof de griffier om de aantekening in het boedelregister dat de nalatenschap beneficiair was aanvaard door de minderjarigen, te doorhalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 19 december 2018
Zaaknummer : 200.240.903/01
Zaaknummer rechtbank : 6620673 VC VERZ 18-69
[appellante] ,
en
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna tezamen te noemen: appellanten,
advocaat mr. S.H. Oosterhuis-Broers te Eindhoven
in hun hoedanigheden van wettelijk vertegenwoordigers van:
  • [de minderjarige 1] , [in] 2012 te [geboorteplaats] , en
  • [de minderjarige 2] , [in] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Appellanten zijn op 13 juni 2018 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 maart 2018 van de rechtbank Rotterdam, verder: de bestreden beschikking,
Verder is van de zijde van appellanten bij het hof op 26 juni 2018 een brief van 25 juni 2018 met bijlage ingekomen.
Het hof heeft appellanten op 30 oktober 2018 telefonisch op de hoogte gesteld dat het voornemens is in de zaak te beslissen zonder mondelinge behandeling, tenzij appellanten daar bezwaar tegen hebben.
Van de zijde van appellanten is vervolgens op 1 november 2018 een journaalbericht ingekomen waarin is bericht dat appellanten akkoord zijn met het afdoen van de zaak zonder zitting.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van appellanten – om machtiging te verlenen om de nalatenschap van de hierna te noemen erflater namens de minderjarigen te verwerpen – afgewezen. Verder is de griffier gelast om in het boedelregister aan te tekenen dat de nalatenschap van de erflater geldt als beneficiair te zijn aanvaard door de minderjarigen. Voorts is verstaan dat de minderjarige erfgenamen in beginsel de nalatenschap dienen te vereffenen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat vast dat [in] 2018 te [plaats] is overleden: [de erflater] , geboren [in] 1955 te [geboorteplaats] , verder: de erflater.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Aan de orde is het verzoek tot verlening van een machtiging om de nalatenschap van de erflater te verwerpen namens de minderjarigen.
2. Appellanten verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen:
a. dat aan appellanten een machtiging wordt verleend om de nalatenschap van erflater namens de minderjarigen te verwerpen;
b. de griffier te gelasten om in het boedelregister aan te tekenen dat de nalatenschap van erflater geldt als verworpen door de minderjarigen;
c. vast te stellen dat de nalatenschap niet behoeft te worden vereffend namens de minderjarigen.
3. Het hof overweegt als volgt. De erflater is op [datum] 2018 overleden. Ingevolge artikel 4:1 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft erfopvolging plaats bij versterf of krachtens uiterste wilsbeschikking. Uit de door appellanten overgelegde brief van het Centraal Testamenten Register van [datum] 2018 blijkt dat de erflater niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt, zodat sprake is van erfopvolging bij versterf.
4. Op grond van artikel 4:10 lid 1 BW roept de wet tot een nalatenschap als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot van de erflater tezamen met diens kinderen;
de ouders van de erflater tezamen met diens broers en zusters;
de grootouders van de erflater;
e overgrootouders van de erflater.
De afstammelingen van een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder worden bij wege van plaatsvervulling geroepen in de artikel 4:12 BW omschreven gevallen. .
5. Niet ter discussie staat dat:
  • de erflater niet was gehuwd en geen afstammelingen heeft achtergelaten;
  • de erflater drie broers ( [broer 1] , [broer 2] en [broer 3] ) heeft nagelaten, die alle drie de nalatenschap van de erflater hebben verworpen;
  • bij wege van plaatsvervulling appellante tot de nalatenschap van erflater is geroepen, maar zij deze op haar beurt op [datum] 2018 ook heeft verworpen. Vervolgens zijn de minderjarige kinderen van appellanten bij wege van plaatsvervulling geroepen tot de nalatenschap van erflater.
6. Op [datum] 2018 hebben appellanten verzocht om een machtiging om namens de minderjarigen de nalatenschap te verwerpen.
7. Ingevolge artikel 4:193 lid 1 BW, kan een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam voor deze niet zuiver aanvaarden en behoeft deze voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. De wettelijk vertegenwoordiger is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap, of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt.
8. Het hof zal in het navolgende beoordelen of wordt voldaan aan de gronden om tot verlening van die machtiging over te gaan.
9. Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken genoegzaam is aangetoond dat de schulden van de nalatenschap als bedoeld in artikel 4:7 BW het actief van de nalatenschap overtreffen. De belangen van de minderjarigen verzetten zich niet tegen de inwilliging van het verzoek van appellanten om hen een machtiging te verlenen om namens de minderjarigen de nalatenschap van de erflater te verwerpen.
10. De verzoeken van appellanten om a) de griffier te gelasten om in het boedelregister aan te tekenen dat de nalatenschap van erflater geldt als verworpen door de minderjarigen en b) vast te stellen dat de nalatenschap niet behoeft te worden vereffend namens de minderjarigen, zijn naar het oordeel van hof niet voor toewijzing vatbaar. Het hof verleent machtiging om de nalatenschap te verwerpen. Dat is geen feit als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Boedelregister, dat ambtshalve door de griffier in het boedelregister moet worden ingeschreven. Appellanten dienen op grond van artikel 3 lid 1 sub b van het Besluit Boedelregister de griffier van de rechtbank van het sterfhuis te verzoeken om een akte op te maken van verwerping van de nalatenschap door de wettelijk vertegenwoordigers (de ouders). Het hof ziet wel aanleiding om de griffier te gelasten de aantekening in het boedelregister dat de nalatenschap van de erflater geldt als beneficiair te zijn aanvaard door de minderjarigen, door te halen.
11. De ouders hadden vanaf de datum van verwerping drie maanden de tijd om een verzoek tot verwerping van de nalatenschap namens de minderjarigen in te dienen. Het inleidend verzoek is binnen die termijn ingediend. Dat de kantonrechter dit verzoek heeft afgewezen en inmiddels de termijn van drie maanden als bedoeld in artikel 4:193 lid 1 BW is verstreken, betekent naar het oordeel van het hof niet dat het verzoek tot verwerping namens de minderjarigen niet alsnog kan worden verleend. Het hof verwijst daartoe naar de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5920 en de beschikking van dit hof van 10 oktober 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2050.
12. Het hof beslist aldus.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
verleent appellanten machtiging om namens de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] ;
de nalatenschap van [de erflater] , geboren [in] 1955 te [geboorteplaats] , en overleden [in] 2018 te [plaats] , te verwerpen;
gelast de griffier tot doorhaling van de aantekening in het boedelregister dat de nalatenschap van de erflater geldt als beneficiair te zijn aanvaard door de minderjarigen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.N. Labohm, A.H.N. Stollenwerck en J.B. Backhuijs, bijgestaan door mr. M.J. de Klerk als griffier en uitgesproken ter terechtzitting van
19 december 2018.