Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in (het principaal) hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
[F] , locatiemanager van de instelling waar de moeder verblijft.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
concretegeval meebrengen dat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over [de minderjarige1] een inmenging vormt in het familie- en gezins- dan wel privéleven van de (niet met het gezag belaste) vader als bedoeld in artikel 8 lid 2 EVRM, en of het onderwerp van de onderhavige zaak kan leiden tot een rechterlijke beslissing die het recht op familie- en gezins- of privéleven van de vader rechtstreeks raakt, met als gevolg dat de vader moet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1, eerste volzin, Rv, in verbinding met artikel 8 lid 1 EVRM.
6.De slotsom
7.De beslissing
mr. B.J. Voerman, en bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 15 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.