Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in het hoger beroep
5.De vaststaande feiten
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
zijhaar recht op levering tegenover de erven [B] wel zal kunnen uitoefenen en (iii) dat
hijDe Zeester voor dat doel diende te verlaten. Het processuele belang van de verklaring is beperkt tot deze bewijsrechtelijke functie. Het zogenoemde prognoseverbod staat eraan in de weg dat in dit geding wordt vooruitgelopen op de daaraan te verbinden gevolgen. De verklaring dwingt dus niet op voorhand tot een andere beslissing dan de rechtbank in de bodemzaak heeft gegeven. Het gaat dan ook niet om een nieuw feit in de hiervoor bedoelde zin, en zeker niet om een feit waardoor aan de zijde van [geïntimeerde] een noodtoestand kan zijn ontstaan.