ECLI:NL:GHARL:2018:2440
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Pandrecht en faillissement: Behoud voorrang pandhouder na verkoop van roerende zaken door curator
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de vraag of een pandhouder zijn voorrang kan behouden na de verkoop van roerende zaken door de curator in een faillissement. De zaak betreft de curator van [A] B.V., die in faillissement is verklaard, en de besloten vennootschap Lindorff B.V., die namens de bank optreedt. De bank had een pandrecht op de voorraden en bedrijfsinventaris van [A] B.V. en heeft haar vordering ingediend in het faillissement. Na de verkoop van de roerende zaken door de curator, heeft de bank geclaimd dat zij voorrang heeft op de opbrengst van de verkoop, ondanks dat zij eerder had aangegeven geen pandrecht te hebben. De curator betwistte deze voorrang en de zaak kwam voor de rechtbank Overijssel, die de vordering van Lindorff toewijsde, met de conclusie dat de bank haar voorrang op de opbrengst had behouden.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van de curator beoordeeld. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bank recht had op voorrang op de verkoopopbrengst, ondanks de eerdere mededeling van de bank dat zij geen pandrecht had. Het hof verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad die de bescherming van de rechten van pandhouders benadrukken, zelfs in gevallen waar het pandrecht tenietgaat. Het hof concludeerde dat de curator de voorrang van de bank moet respecteren, en dat de grieven van de curator falen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de curator in de kosten van het hoger beroep.