In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, een handelaar in bouwmachines en vrachtwagens, tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2007 en 2008 gedeeltelijk vernietigd en de belastingaanslagen, heffingsrenten en boetes verminderd. Belanghebbende had voor het jaar 2007 een aangifte gedaan van € 20.089 en voor 2008 van € 26.976, maar de inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van respectievelijk € 48.019 en € 147.489. De inspecteur handhaafde de aanslagen en boetes, maar de rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd voor de correcties die hij had aangebracht, en dat de administratie van belanghebbende gebrekkig was. In hoger beroep heeft het hof de correcties van de inspecteur voor de negatieve kassen en de aggregaten beoordeeld. Het hof oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de correctie van € 22.385 voor negatieve kassen juist was, maar dat er wel sprake was van een negatieve kas van € 3.200,62. Het hof heeft de aanslag voor 2008 verminderd tot een belastbaar inkomen van € 113.843 en de vergrijpboetes voor 2007 en 2008 vastgesteld op respectievelijk € 2.235 en € 8.540. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de aanslag IB/PVV 2008 vernietigd.