ECLI:NL:GHARL:2018:11327
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van faillietverklaring van een ontbonden vennootschap in liquidatie en bevoegdheid tot faillissementsaanvraag door schuldeiser
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna [appellante] B.V., op verzoek van een andere besloten vennootschap, hierna [geïntimeerde] B.V., in staat van faillissement is verklaard. Het hof heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van [appellante] zich in Nederland bevindt. De rechtbank had geoordeeld dat er summierlijk bewijs was van de toestand van [appellante] dat zij had opgehouden te betalen, en dat er voldoende aanwijzingen waren dat er nog baten waren, zoals een aanspraak op een bedrijfsschadeverzekering.
In hoger beroep heeft [appellante] verzocht het vonnis te vernietigen en het faillissementsverzoek van [geïntimeerde] af te wijzen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bevoegdheid tot het aanvragen van faillissement niet uitsluitend aan de vereffenaar is voorbehouden, maar ook aan schuldeisers, mits er summierlijk bewijs is van de toestand van de schuldenaar. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet in staat was om haar schulden te voldoen en dat er meerdere onbetaalde schuldeisers waren, wat voldoet aan de pluraliteitseis voor faillietverklaring.
Het hof heeft de argumenten van [appellante] dat [geïntimeerde] misbruik maakt van haar bevoegdheid om faillissement aan te vragen, verworpen. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] een rechtmatig belang heeft bij haar verzoek tot faillietverklaring, gezien de mogelijkheid van betaling van haar vordering via een faillissement. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de faillietverklaring van [appellante] B.V. in stand blijft.