Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Op basis van de feitenreconstructie en de toetsing daarvan aan het de geldende bepalingen zoals die door de gemeente [naam gemeente] (dienen te) worden gehanteerd, kan worden geconcludeerd dat het raadslid in beide gevallen de gedragsregels over integer handelen door raadsleden heeft geschonden.”
“(…) Tegen het raadslid is een klacht ingediend omdat er aanwijzingen waren dat het raadslid met een journalist heeft gesproken over de benoeming (…) en hij aanwijzingen heeft gegeven die het voor de journalist mogelijk maakte om de naam van de voorgedragen burgemeester te achterhalen. Onderstaand volgt een chronologische reconstructie van de gebeurtenissen. (…)
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“(…) Hoewel er bij de benoeming van een waarnemend burgemeester (anders dan bij een burgemeester) op wettelijke gronden geen geheimhouding kan worden afgedwongen, is door de commissieleden op verschillende momenten nadrukkelijk afgesproken dat vertrouwelijkheid betracht zou worden ten aanzien van de benoeming (…). Ook door de CdK is nadrukkelijk om vertrouwelijkheid gevraagd. (…)”.
“Gedragscode bestuurlijke integriteit”gehandeld. Een conclusie die het hof op basis van wat in de procedure over en weer is aangevoerd, deelt. De omstandigheid dat het raadslid niet wist dat het gesprek werd opgenomen, doet niet af aan het feit dat hij met het delen van vertrouwelijke informatie uit de school heeft geklapt op een wijze die niet past bij zijn rol als lid van de vertrouwenscommissie en openbaar bestuurder. Dit vormt een misstand die door een journalist, vanuit de waakhondfunctie die de pers heeft, aan het licht kan worden gebracht, nu het hier gaat om een benoeming van een derde in een publieke functie.
grief 3, gericht tegen de overweging van de rechtbank dat het raadslid de in de benoemingscommissie afgesproken geheimhouding heeft geschonden, waar volgens het raadslid slechts vertrouwelijkheid was gevraagd.
grief 4, gericht tegen de conclusie van de rechtbank dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad, gelet op de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
grieven 1 en 2falen. Met grief 1 klaagt [naam raadslid] dat het oordeel van de rechtbank, dat voldoende is gebleken dat aan de hand van de door hem tijdens het telefoongesprek gegeven aanwijzingen de te benoemen waarnemend burgemeester kon worden achterhaald, is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van het rapport van Berenschot. Met grief 2 klaagt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor zijn stelling dat bedoelde aanwijzingen, gelet op de voorkennis van [geintimeerde] , slechts een duwtje zijn geweest om de naam van de te benoemen waarnemend burgemeester te achterhalen.