Uitspraak
[appellant],
1.Stichting Bharat-Ram,
Bharat-Ram,
[geïntimeerde2],
Bharat-Ram c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg en de vorderingen in hoger beroep
toev. hof) te betalen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking dan wel uit hoofde van schadevergoeding het bedrag van € 10.424,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
De beoordeling van de grieven in het principaal en het incidenteel hoger beroep en de vorderingen
(vgl. ECLI:NL:HR:2005:AT4039).
grieven 2 en 3 in het principaal hoger beroepstrekken er toe dat de vorderingen van [appellant] alsnog worden toegewezen.
grief 3 in het principaal hoger beroep is betoogd, niet in dat het enkele feit dat [geïntimeerde2] de grond waarop de tempel is gebouwd in eigendom heeft verworven reden kan zijn om hem op grond van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking aansprakelijk te houden voor terugbetaling van de schenking. Zonder nadere toelichting, die ook hier ontbreekt, is niet zonder meer begrijpelijk dat [geïntimeerde2] van die donatie aan Bharat-Ram bij de verwerving van de grond heeft geprofiteerd.
grieven 2 en 3(in het principaal hoger beroep) falen.
Grief 4 in het principaal hoger beroepis vergeefs voorgesteld.
grief 1 in het incidenteel hoger beroep) dat tegen hem geen vorderingen zijn toegewezen en dat de rechtbank ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd is op zich terecht. Nu [geïntimeerde2] echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij naast Bharat-Ram specifieke (advocaat)kosten heeft gemaakt zal het hof de kostenveroordeling op nihil stellen.
grief 2 in het incidenteel hoger beroepvan Bharat-Ram c.s. is terecht voorgesteld: bij een compensatie van kosten, zoals hier in conventie, bestaat geen aanspraak op nakosten zoals die door de rechtbank (tot een te hoog bedrag) zijn toegewezen.
grief 3 in het incidenteel hoger beroepfaalt.
5.De slotsom
6.De beslissing
in zoverre opnieuw recht: