ECLI:NL:GHARL:2018:10388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
21-003800-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een schietincident, wapen- en drugsbezit en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaren wegens een schietincident in Hilversum, wapen- en drugsbezit, en witwassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 september 2015 met een pistoolmitrailleur heeft geschoten op een café, waarbij hij zich bewust was van de aanwezigheid van meerdere personen. De verdachte heeft eerder in het café gedreigd en is later teruggekeerd met een vuurwapen. Het hof heeft de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en DNA-analyses, als voldoende beschouwd om voorbedachte raad en de andere tenlastegelegde feiten te bewijzen. De verdachte heeft ook grote hoeveelheden cocaïne en hennep voorhanden gehad en een aanzienlijk geldbedrag, waarvan het hof concludeert dat dit afkomstig is uit misdrijven. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, en het hof heeft de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en wapens bevolen. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003800-17
Uitspraak d.d.: 29 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 29 juni 2017 met parketnummer 16-659786-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1986,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 en 2 november 2018 en 29 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 tot gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft tevens de verbeurdverklaring van onder verdachte in beslag genomen geld gevorderd, met uitzondering van buitenlands geld, en voorts de onttrekking aan het verkeer van onder verdachte in beslag genomen (vuur)wapens en munitie. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. I. Appel, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het door verdachte ingestelde hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van feit 3 en heeft verdachte voor de feiten 1, 2, 4, 5, 6 en 7 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van tweeënzeventigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro verbeurd verklaard en de onder verdachte inbeslaggenomen (vuur)wapens en munitie onttrokken aan het verkeer. Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van zevenhonderdvijfenzestig euro toegewezen, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde in de rest van haar vordering en heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van duizendeenentwintig euro en veertig cent, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, vernietigen en in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
  • met een auto naar/langs cafe [naam café] is/zijn gereden en/of
  • (vervolgens) (deels) uit de auto is gestapt en/of
  • (vervolgens)(meermalen) met een automatisch machinegeweer op/in de richting van die [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om al dan niet met voorbedachten rade aan [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
  • met een auto naar/langs café [naam café] is/zijn gereden en/of
  • (vervolgens) (deels) uit de auto is gestapt en/of
  • (meermalen) met een automatisch machinegeweer op/in de richting van die [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is en/of zijn en/of heeft en/of hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend:
  • met een auto naar/langs café [naam café] gereden en/of
  • (vervolgens) (deels) uit de auto gestapt en/of
  • (meermalen) met een automatisch machinegeweer op/in de richting van die [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in en/of voor en/of in de directe nabijheid van café [naam café] bevindende perso(o)n(en) geschoten;
1. meest subsidiair:
hij op of omstreeks 5 september 2015 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een (etalage)ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een (automatisch) vuurwapen meermalen, althans eenmaal, op die ruit te schieten;
2:
hij op of omstreeks 05 september 2015 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meer wapens van categorie II onder 2, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7,65mm en/of (bijbehorende) munitie, te weten 56 scherpe patronen, van categorie III voorhanden heeft gehad;
4:
hij op of omstreeks 5 november 2015 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 513 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5:
hij op of omstreeks 5 november 2015 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,7 kilo, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6:
hij op of omstreeks 5 november 2015 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meer (doorgeladen) wapens van categorie III onder 1 en/of II onder 5, te weten
  • een pistool van het merk CZ, model 75 b, kaliber 9mm Luger en/of
  • een pistool van het merk PS, model 97S, kaliber 9mm Para en/of
  • een gas- en/of alarmpistool van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm P.A.K. omgebouwd/gewijzigd naar een scherpschietend vuurwapen, kaliber 6,35mm en/of
  • een stroomstootwapen in de vorm van een pistool, een zogenaamde taser, merk/model Phazzer Enforcer en/of
  • een gas- en/of alarmpistool van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm P.A.K omgebouwd/gewijzigd naar een scherpschietend vuurwapen, kaliber 6,35 mm en/of (bijbehorende) munitie, te weten 44 scherpe patronen, van categorie III
voorhanden heeft gehad;
7:
hij op of omstreeks 5 november 2015 te [plaats 2] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 74.500 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijs [1]
Het hof neemt voor het bewijs van
de feiten 1 primair en 2de navolgende bewijsmiddelen uit het vonnis over, voor zover – met betrekking tot deze feiten – inhoudende:

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Op 5 september 2015 heeft [benadeelde 1] , uitbater van café [naam café] , aangifte gedaan.
Hij heeft onder meer het navolgende verklaard:
“Ik schat dat er ongeveer 30 á 40 mensen aanwezig waren in het café. Onder de gasten was ook een Poolse man.
… Na ongeveer 10 minuten zag ik een Mercedes stil staan voor het café.ik zag dat de Poolse man die ik net had weggestuurd als passagier in deze Mercedes zat.
... Ik zag dat de Poolse man probeerde uit te stappen. Omdat de bestuurder op dat moment weer begon te rijden, zat die Poolse man half op straat/half in de auto.
… Ik zag dat het een grijze Mercedes was. Het was een nieuwe E-klasse met een Nederlands kenteken met de begin combinatie “ [nummer 1] ”
… Ik heb hier toen meteen via 112 een melding van gemaakt bij de politie.ik zie op mijn mobiele telefoon dat het 02.06 uur was toen ik die melding deed.
… Na ongeveer 5 minuten zag ik 4 of 5 gasten voor de deur staan.
… Ik opende de voordeur en op dat moment zag ik de Mercedes weer aan komen rijden.
… Ik zag dat de Poolse man half uitstapte en een machinegeweer vast hield. Ik riep dat de gasten naar binnen moesten komen en riep tegen iedereen in het café dat ze op de grond moesten gaan liggen.
… Ik had nog wel gezien dat de Poolse man met zijn machinegeweer over zijn half open staande autoportier heen hing en begon te schieten. Ik hoorde twee keer “pang, pang”.
… Ik heb meteen weer 112 gebeld en door gegeven dat er nu met een machinegeweer werd geschoten. Dit was om 02.25 uur. [2]
Op 31 mei 2016 heeft [benadeelde 1] bij de rechter-commissaris verklaard:
“Ik zag de auto aan komen. Ik zag de man uitstappen met een wapen omhoog en ik zag dat hij het wapen met beide handen vasthield en op ons richtte. Hij zat met één been in de auto en één been op de straat. De auto bleef rustig stapvoets rijden. Omdat de container daar stond ging de deur van de auto weer dicht en sloeg tegen hem aan. Dat gaf mij de tijd om ondertussen binnen tegen mensen te zeggen: ‘liggen’. En mensen veilig te stellen. En ondertussen hoorde ik twee knallen. (...)ik draaide mij niet meteen om. Ik had de gelegenheid om mijn mensen te beschermen, omdat de deur tegen hem dichtsloeg. De auto reed stapvoets verder. Hij richtte opnieuw (...) Ik zag dat hij het wapen op mij en de zaak richtte. Daarna werd er geschoten. [3]
Op 9 september 2015 heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij op 5 september 2015 tussen 02.15 en 03.00 uur ziet dat er mensen uit café [naam café] werden geduwd. Tien minuten daarna ziet de getuige een Mercedes met een man met een wit poloshirt met zijn bovenlichaam uit het achterportier. De getuige hoort heel hard brullen en hoort die man in het Pools schreeuwen: “Ik maak jullie allemaal kapot.” Kort daarna, na ongeveer 5 á 10 minuten, zag hij de Mercedes weer uit dezelfde richting komen. Hij zag de Pool met het witte Polo shirt die eerder uit de auto hing. Hij zag de man op de toegangsdeur van café [naam café] sloeg en daarbij een soort vleesmes vast had. Hij zag dat aan de binnenkant een paar Turken stonden. Hij zag dat de Mercedes wegreed. Enige tijd later zag hij de Mercedes weer de straat inrijden. Diezelfde Pool met de witte polo hing weer uit het raam. Hij zag dat die Pool een pistool in zijn rechterhand had. Hij hoorde drie schoten. [4]
Op 24 september 2015 heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij hoorde dat op het moment dat de jongen uit café [naam café] gezet werd, hij zei: “I am coming back”. [5]
Op 31 mei 2016 heeft getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris verklaard dat de man die door zijn broer op 5 september 2015 uit het café was gezet, kwam aanrijden met een grote zilverkleurige Mercedes E-klasse, uitstapte met een hakmes en met het mes tegen het raam en kozijn aansloeg. Vervolgens zei hij: “I’ll come back”. [6]
Op 20 december 2016 heeft [getuige 4] bij de rechter-commissaris verklaard dat het raam van de Mercedes omlaag ging en dat hij toen een wapen uit het raam zag komen. Het wapen kwam volgens de getuige tegen een gele container aan. De auto reed een stukje verder en toen ging de autodeur open. Toen de getuige “paf paf” hoorde, is hij gaan rennen en heeft hij verder niets gezien. [7]
Uit aanvullend onderzoek op de [straat 1] is gebleken dat de afstand vanaf het rechter achterportier, alwaar de schutter heeft gestaan, tot aan de gevel van café [naam café] , ongeveer 6 meter bedraagt. [8]
Op 15 december 2015 is aangever [benadeelde 1] geconfronteerd met een fotoselectie van 8 personen. Aan de getuige werden foto’s van personen getoond, doorlopend genummerd van 1 tot en met 8. Terwijl de getuige naar de selectie keek, zei hij uit eigen beweging: ”ja zes, nummer zes”. Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider aan de getuigenbegeleider mee dat in de getoonde selectie de foto van verdachte op plaats 6 stond. [9]
[…]
Op 5 september 2015 wordt rond 02.30 uur een zilvergrijze Mercedes met het kenteken [kenteken] gezien. Verbalisanten zetten de achtervolging in, waarna het voertuig op de [straat 2] ter hoogte van nummer [nummer 2] tot stilstand komt. Op de achterbank van het voertuig wordt een doosje met daarin munitie en een grote hoeveelheid losse patronen gevonden.
In het grasveld ter hoogte van [straat 2] nummer [nummer 3] wordt een vuurwapen, een Scorpion aangetroffen. [10] Dit betreft een pistoolmitrailleur van het merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7,65mm, zijnde een vuurwapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie. De in de Mercedes aangetroffen 36 patronen zijn van het merk G.F.I. (fiocchi), kaliber 7.65 mm en het merk PPU, kaliber .32 auto, zijnde munitie van categorie III. [11] De munitie is geschikt om verschoten te kunnen worden met het aangetroffen automatische vuurwapen. [12]
Op 5 september 2015 om 03.00 uur is sporenonderzoek verricht voor café [naam café] . Er zijn twee hulzen op het fietspad gevonden en op de rijbaan, ter hoogte van de gele afvalcontainer, is een derde huis op de grond aangetroffen. Ter hoogte van de voordeur van café [naam café] is een fragment van een mantel van een projectiel gevonden en ook werden in het raam van het pand van [bedrijf] , dat zich direct rechts naast café [naam café] bevindt, twee gaten waargenomen. [13]
Het NFI heeft op 24 mei 2016 gerapporteerd dat de hypothese dat de op de plaats delict aangetroffen hulzen zijn verschoten met de op de [straat 2] aangetroffen pistoolmitrailleur extreem veel waarschijnlijk is dan de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één of meerdere andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het machinepistool. [14]
Op 6 september 2015 doet [benadeelde 2] aangifte. Zij heeft verklaard dat er door een schietpartij op 5 september 2015 tussen 02.20 uur en 02.30 uur twee kogelinslagen in de etalageruit van haar bedrijfspand zijn gekomen. [15]
Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de twee volgende:
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , d.d. 18 november 2015, inhoudende: [16]
V: De man die geschoten heeft, was die man eerder in het café?
A: Ja, die was ook in het café geweest. Dat was degene die ook heel vervelend was. Hij was de enige die heeft geschoten.
V: In toon u drie foto's van mannen (het hof begrijpt: de foto's op pagina 528-530 van het dossier). Wat denkt u bij de foto's?
A: Ik denk dat ik een (1) man herken als degene die geschoten heeft.
Dat is de man met het zwarte vest aan (het hof begrijpt: de foto van verdachte op pagina 529). De andere mannen herken ik niet.
V: Waarom heeft u bij de man met het zwarte vest aan het idee dat hij degene is geweest die geschoten heeft en de andere mannen niet?
A: Ik ben er niet volledig zeker van, maar zijn gezicht herken ik het meest.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 1 november 2018:
U toont mij een informatiestaat SKDB-persoon d.d. 19 oktober 2018. De persoon op de daarop afgedrukte persoon ben ik zeker. U toont mij de foto op pagina 529 van het dossier en houdt mij voor dat dit dezelfde foto is. De op de foto op pagina 529 afgebeelde persoon ben ik. Na mijn aanhouding zijn er nooit meer foto’s van mij gemaakt.
De raadsman heeft op de terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde op nader in de pleitnota uiteengezette gronden. Het verweer komt
– zakelijk weergegeven – neer op het volgende:
  • de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en in ieder geval diens herkenning van verdachte is onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te mogen worden gebruikt, temeer nu de verdediging niet de kans heeft gehad om [medeverdachte] , met name ten aanzien van de vermeende herkenning, te horen;
  • de meervoudige fotoconfrontatie waarbij [benadeelde 1] verdachte heeft herkend als de schutter is onbetrouwbaar verlopen omdat tussen het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal door de confrontatieleider en de aan het dossier toegevoegde en aan de raadsman verstrekte fotoselectie verschil zit. De herkenning door [benadeelde 1] kan om die reden niet voor het bewijs worden gebruikt;
  • het met verdachte matchende DNA dat is aangetroffen op een doosje met munitie dat achterin de Mercedes lag is niet dwingend dader-gerelateerd. Verdachte heeft in het verleden vuurwapens en munitie tot zijn beschikking gehad, en niet kan worden uitgesloten dat daarbij bloed van verdachte op een munitiedoosje terecht is gekomen. Daar komt bij dat een munitiedoosje een gemakkelijk verplaatsbaar object is. Hetzelfde geldt voor een petje waarop een DNA-mengspoor is aangetroffen dat deels met verdachte matcht. Deze sporen, het munitiedoosje en het petje, mogen daarom niet voor het bewijs worden gebezigd;
  • er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat er gericht op het café is geschoten. De plek waar uiteindelijk de afgevuurde kogels terecht zijn gekomen is de sterkste indicatie dat niet daadwerkelijk gericht op het café is geschoten;
  • niet vastgesteld kan worden dat door de schutter is gehandeld met voorbedachte raad, nu niet vastgesteld kan worden dat iets zou zijn geroepen in de trant van “Ik maak jullie kapot”, terwijl de overweging van de rechtbank hierover ruimte laat voor een handelen uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Het hof overweegt ten aanzien van deze verweren het volgende:
De verklaring van [medeverdachte]
De raadsman heeft zijn verzoek om medeverdachte [medeverdachte] als getuige te horen gehandhaafd. Het gaat de raadsman dan vooral om [medeverdachte] 's vermeende herkenning van verdachte.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte] weliswaar door de rechter-commissaris en later door de raadsheer-commissaris als getuige is gehoord, maar dat getuige zich bij die verhoren op zijn verschoningsrecht heeft beroepen.
Het hof gebruikt de herkenning van verdachte door [medeverdachte] echter niet voor het bewijs. Verdachte is daarom niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad door het niet-horen van deze getuige. Het hof wijst het verzoek af.
De fotoconfrontatie van [benadeelde 1]
Het hof neemt de navolgende bewijsoverweging uit het vonnis over, voor zover – met betrekking tot dit in eerste aanleg eveneens gevoerde verweer – inhoudende:

De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte de
persoon is geweest die op 5 september 2015 met een pistoolmitrailleur heeft geschoten op
café [naam café] in [plaats 1] . Aangever [benadeelde 1] heeft verdachte herkend als schutter en deze herkenning wordt ondersteund door andere getuigen. Ten aanzien van het door de raadsman gevoerde verweer dat de FOSLO herkenning door [benadeelde 1] niet als belastend bewijsmiddel gebruikt kan worden gelet op de plaats van de foto van verdachte op het bijgevoegde overzicht met foto’s, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft geconstateerd dat op 9 december 2015 een testobservatie heeft plaats gevonden, waarbij de foto van verdachte op plaats 2 stond. Op 10 december 2015 heeft er wederom een testobservatie plaatsgevonden waarbij de foto van verdachte op plaats 4 stond. Vervolgens is op 15 december 2015 de fotobewijsconfrontatie met [benadeelde 1] geweest. In het proces-verbaal is gerelateerd dat de foto van verdachte op plaats 6 stond. [17] Tijdens de zitting op 12 juni 2017 heeft de officier van justitie meegedeeld dat het FCM systeem de foto van verdachte iedere keer voor een testobservatie dan wel een fotobewijsconfrontatie op een willekeurige plaats zet. [18] Gelet op deze mededeling en de constatering dat de foto van verdachte tijdens de voorbereiding voor de fotobewijsconfrontatie op verschillende plaatsen staat, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de bevindingen gerelateerd in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van fotobewijsconfrontatie, inhoudende dat de foto van verdachte op plaats 6 stond ten tijde van de aan [benadeelde 1] getoonde foto’s en [benadeelde 1] dus verdachte als schutter heeft aangewezen. De rechtbank verwerpt het verweer en gebruikt deze herkenning dan ook als belastend bewijsmiddel.
De omstandigheid dat bij de aan de officier van justitie en de raadsman verzonden fotoselectie is vermeld dat die selectie ‘in de volgorde van tonen’ is verstrekt en waarbij de foto van verdachte zich op plaats 2 bevindt maakt dit niet anders, nu op grond van het proces-verbaal ‘Tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie’ [19] en het voornoemde ‘proces-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie met één getuige’ vaststaat dat in de aan de getuige [benadeelde 1] getoonde fotoselectie de foto van verdachte op plaats 6 (zes) stond. Het hof betrekt hierbij dat de plaats waar de foto zich bevindt telkens in het systeem wordt gewijzigd voor een nieuwe testobservatie of fotobewijsconfrontatie. Bij het voegen van de foto’s bij het proces-verbaal is in de tekst van het proces-verbaal kennelijk een vergissing gemaakt.
De DNA-sporen
Nu het hof voor het bewijs geen gebruik maakt van DNA-sporen die zijn aangetroffen op een petje, behoeft dit deel van het verweer geen bespreking.
Ten aanzien van het DNA-spoor op het doosje munitie overweegt het hof:
In de Mercedes met kenteken [kenteken] werd een doosje munitie aangetroffen. Dit doosje kreeg spoornummer PL0900-2105269829-88749 en SIN AAIL1268NL. [20] Vanaf dit doosje is een bloedmonster veilig gesteld en voor onderzoek naar het NFI verzonden.
Het NFI heeft in een rapport van 14 december 2015 vastgesteld dat het DNA van dit bloed met SIN AAIL1268NL#01 matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. [21] Het hof gebruikt deze vaststelling voor het bewijs in samenhang met de andere wettige en overtuigende bewijsmiddelen en merkt het met de verdachtes DNA-profiel matchende DNA-spoor op het doosje munitie wél aan als een daderspoor. Dat het munitiedoosje een gemakkelijk verplaatsbaar object is, doet aan de ondersteunende bewijskracht daarvan niet af. Het hof verwerpt daarom dit verweer.
Het opzet en de voorbedachte raad
Het hof neemt de navolgende bewijsoverweging uit het vonnis over, voor zover – met betrekking tot het opzet – inhoudende:

Opzet
Uit de verklaring van aangever [benadeelde 1] afgelegd bij de rechter-commissaris, volgt dat verdachte gericht op café [naam café] heeft geschoten met een pistoolmitrailleur, terwijl zich in en nabij het café personen bevonden, hetgeen bekend was bij en zichtbaar was voor verdachte.
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 6] , [getuige 5] en [getuige 1] . Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de pistoolmitrailleur mogelijk afgegaan is doordat de container, of het daardoor geraakte portier, tegen het wapen aankwam. Door geen van de getuigen wordt echter verklaard dat het vuurwapen enkel is afgegaan doordat de pistoolmitrailleur tegen de gele container aankwam of doordat het portier er tegenaan sloeg. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario vindt dus geen bevestiging in het dossier en is ook anderszins niet aannemelijk.
Aangever [benadeelde 1] , [getuige 3] en [getuige 6] verklaren dat verdachte eerder in het café is geweest, dat hij terug gekomen is en zoals [getuige 1] heeft verklaard heeft geroepen “Ik maak jullie kapot’. Daar komt bij dat [benadeelde 1] verklaard heeft dat de auto nadat de deur dichtsloeg door de gele container is doorgereden en verdachte vervolgens opnieuw de pistoolmitrailleur op hem en het café richtte en de afstand tussen het café en verdachte 6 meter bedroeg. De gedragingen van verdachte zijn gelet op het voorgaande naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het doden van in en nabij het café aanwezige personen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Met betrekking tot de voorbedachte raad overweegt het hof het volgende:
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten - anders dan wel uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wordt afgeleid - aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven (vgl. HR 28 februari 2012, LJN BR2342, NJ 2012/518).
Verdachte is in eerste instantie door een aantal mensen uit café [naam café] gezet. Verdachte was boos en hij heeft toen geroepen dat hij terug zou komen en hij heeft gedreigd met de woorden “Ik maak jullie allemaal kapot”. Hij wist op dat moment dat zich een flink aantal mensen in het café bevond. Verdachte is vervolgens eerst eenmaal met de Mercedes langs het café gereden, waarbij hij vanuit die auto, half naar buiten hangend, verbaal agressief was. Na enige tijd is hij nogmaals naar het café toegereden. Ditmaal had hij een groot mes of een op een groot mes gelijkend voorwerp in handen. Met dit voorwerp heeft hij op de deur van het café gebonkt, terwijl – naar hij kon zien – zich in het café meerdere mensen bevonden. Ten slotte is hij ongeveer twintig minuten later een derde keer met de Mercedes naar het café gereden. Deze laatste keer had hij een geladen automatisch vuurwapen bij zich en heeft hij met dat wapen enkele schoten afgevuurd.
Uit het bovenstaande volgt dat er minst genomen ongeveer een half uur is verstreken nadat verdachte uit het café was verwijderd en voordat verdachte aanving met de uitvoering van de hem ten laste gelegde feiten. In dat half uur heeft verdachte de tijd gehad om zich te beraden waarna hij over is gegaan tot het gebruik van een automatisch vuurwapen.
Het hof acht aannemelijk geworden dat verdachte boos was, maar acht niet aannemelijk geworden dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling handelde in die zin dat besluitvorming en uitvoering hebben plaatsgevonden in een plotselinge hevige drift die eraan in de weg heeft gestaan dat verdachte de consequenties van zijn daden kon overdenken en overzien. Ook van andere contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad is niet gebleken.
Ten aanzien van
de feiten 4, 5 en 6overweegt het hof dat, nu verdachte deze feiten ook op de terechtzitting in hoger beroep heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit ten aanzien van deze zaken, kan worden volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 1 en 2 november 2018;
  • een proces-verbaal van aantreffen goederen in de woning aan de [adres] te [plaats 2] ;
- een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen; [23]
- een NFI rapport, betreffende identificatie van drugs; [24]
- een proces-verbaal van bevindingen, betreffende beschrijving van vuurwapens en munitie. [25]
Voor het bewijs van
het onder 7 tenlastegelegdeneemt het hof de navolgende bewijsmiddelen en de bewijsoverweging uit het vonnis over, voor zover inhoudende:

Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde

Bewijsmiddelen

Op 5 november 2015 wordt verdachte in de woning aan de [adres] in [plaats 2] aangehouden. Tijdens de doorzoeking wordt - naast drugs en (vuur)wapens - op diverse plaatsen in de woning geld aangetroffen, in totaal € 74.500. [26]
Verdachte heeft op 2 december 2015 bij de politie verklaard dat het aangetroffen geld van hem is. Ook heeft hij verklaard dat hij de aangetroffen drugs en (vuur)wapens gekocht heeft voor € 22.000,-. [27]
Er is een financieel onderzoek gedaan. Hieruit komt naar voren dat verdachte bruto in 2010 € 3.545,-, in 2011 € 2.965,-, in 2012 € 1.162,-, in 2013 € 17.400,-, in 2014 € 1.323,- en in 2015 niets heeft verdiend. Op de Rabobankrekening van verdachte, die op 16 maart 2011 is geopend en op 24 september 2013 is beëindigd wordt in 2011 € 868,16 en in 2012 € 67,36 aan inkomen bijgeschreven. Op de ING rekening van verdachte, die op 8 november 2012 is geopend en op 6 september 2014 is beëindigd is in 2012 € 530,-, in 2012 € 1.962,- en in 2013 € 20.500, - aan inkomen bij geschreven. [28]

Bewijsoverweging

Bij een doorzoeking in de woning waarin verdachte verbleef is een geldbedrag van ruim € 74.500,- gevonden, terwijl er ook handelshoeveelheden drugs, vier vuurwapens van categorie III, een stroomstootwapen en munitie zijn aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden is er een vermoeden dat verdachte dit geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte heeft over dit geldbedrag verklaard dat dit van hem was en aanvankelijk dat hij dat gespaard heeft over een periode van 11 jaar uit inkomsten verdiend in het buitenland. Uit financieel onderzoek is echter gebleken dat de legale inkomsten van verdachte dusdanig laag zijn die het aangetroffen bedrag niet kunnen verklaren. De aanvullende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting op 13 juni 2017, dat het geld ook afkomstig is van giften onder andere voor zijn eerste communie en meerdere verjaardagen, is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar, zodat dit hoogst onwaarschijnlijk is en geconcludeerd moet worden dat het geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. (…..) De rechtbank is van oordeel dat het onder 7 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.
Het hof overweegt daarnaast dat verdachte zijn, in hoger beroep herhaalde, stelling dat hij dit geldbedrag bijeen heeft gespaard met werk dat hij heeft verricht in onder meer Duitsland, Engeland en Nederland en voorts dat hij een deel van dat geld nog heeft vanuit de tijd dat hij zijn eerste communie deed, niet nader heeft onderbouwd. Hoewel hij op 2 december 2015 tegenover de politie nog heeft verklaard dat hij deze stelling met schriftelijke stukken kon onderbouwen [29] heeft hij deze stelling niet meer concreet en verifieerbaar gemaakt, terwijl daarvoor voldoende tijd en gelegenheid is geweest. Het hof is, onder deze omstandigheden, met de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gestelde herkomst van het geld hoogst onwaarschijnlijk is en dat geconcludeerd moet worden dat het geld afkomstig is van enig misdrijf.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 5 september 2015 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in café [naam café] bevindende perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
  • met een auto naar/langs café [naam café] is gereden en
  • vervolgens (deels) uit de auto is gestapt en
  • vervolgens meermalen met een met scherpe munitie geladen pistoolmitrailleur op/in de richting van die [benadeelde 1] en/of een of meer andere zich in café [naam café] bevindende perso(o)n(en) meerdere kogels heeft geschoten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2:
hij op 5 september 2015 te [plaats 1] , een wapen van categorie II onder 2, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk CZ, model 61, type Scorpion, kaliber 7,65mm en bijbehorende munitie, te weten 56 scherpe patronen, van categorie III voorhanden heeft gehad;
4:
hij op 5 november 2015 te [plaats 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 513 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5:
hij op 5 november 2015 te [plaats 2] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,7 kilo hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6:
hij op 5 november 2015 te [plaats 2] , (doorgeladen) wapens van categorie III onder 1 en II onder 5, te weten
  • een pistool van het merk CZ, model 75 b, kaliber 9mm Luger en
  • een pistool van het merk PS, model 97S, kaliber 9mm Para en
  • een gas- en/of alarmpistool van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm P.A.K. omgebouwd/gewijzigd naar een scherpschietend vuurwapen, kaliber 6,35mm en
  • een stroomstootwapen in de vorm van een pistool, een zogenaamde taser, merk/model Phazzer Enforcer en
  • een gas- en/of alarmpistool van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm P.A.K omgebouwd/gewijzigd naar een scherpschietend vuurwapen, kaliber 6,35 mm en bijbehorende munitie, te weten 44 scherpe patronen, van categorie III
voorhanden heeft gehad;
7:
hij op 5 november 2015 te [plaats 2] , een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 74.500 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot moord, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het wapen (Scorpion):
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
en
ten aanzien van de 36 scherpe patronen:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het stroomstootwapen (Phazzer Enforcer):
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
en
ten aanzien van de pistolen (CZ, PS en tweemaal Ekol, model Volga):
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
ten aanzien van de munitie:
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde feit heeft de raadsman met een beroep op een uitspraak van de rechtbank
overijssel d.d. 6 februari 2018 [30] bepleit dat sprake is van een kwalificatie-uitsluitingsgrond, zodat verdachte ten aanzien van dit feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
In zijn arrest van 16 juni 2015 overweegt de Hoge Raad:
"2.3.1. Het middel doet een beroep op recente rechtspraak van de Hoge Raad over in het bijzonder het verwerven of voorhanden hebben van onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstige voorwerpen. Die rechtspraak komt er - kort gezegd - op neer dat in zulke gevallen bepaaldelijk eisen worden gesteld aan de motivering van het oordeel dat sprake is van (schuld-)witwassen in die zin dat dan uit die motivering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Deze rechtsregels hebben slechts betrekking op het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf.
2.3.2. Indien de feitenrechter zijn kwalificatiebeslissing in de hierboven onder 2.3.1 bedoelde zin heeft gemotiveerd, kan die motivering in cassatie worden getoetst. Maar ook indien de feitenrechter de bewezenverklaring zonder hierop gerichte motivering als (schuld-) witwassen heeft gekwalificeerd omdat zich (kennelijk) niet een geval voordoet als hiervoor onder 2.3.1 bedoeld, kan dat (kennelijke) oordeel in cassatie op zijn begrijpelijkheid worden getoetst.
Het oordeel dat niet sprake is van een onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig voorwerp zal vooral niet begrijpelijk kunnen zijn indien:
(i) daarnaast sprake is van een ten laste van de verdachte uitgesproken bewezenverklaring ter zake van het begaan van een ander misdrijf met betrekking tot hetzelfde voorwerp, door middel van welk misdrijf de verdachte dat voorwerp kennelijk heeft verworven of voorhanden heeft (bijvoorbeeld de buit van een door de verdachte zelf begaan vermogensmisdrijf), dan wel
(ii) rechtstreeks uit de bewijsvoering voortvloeit dat sprake is van - kort gezegd - het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dan wel
(iii) de juistheid in het midden is gelaten van hetgeen door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd met betrekking tot dit verwerven of voorhanden hebben door eigen misdrijf. (Vgl. met verdere verwijzingen HR 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:888, rov. 3.3.1 en 3.3.2.) [31]
Het hof constateert dat er geen sprake is van ten laste van verdachte uitgesproken bewezenverklaringen door middel van welke verdachte de beschikking heeft gekregen over het aangetroffen geld. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt verder enerzijds dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag, bij gebreke aan een onderbouwde en verifieerbare verklaring over de herkomst ervan, naar hij wist afkomstig is van enig misdrijf, terwijl anderzijds – in lijn met de hierboven in de bewijsmiddelen en bewijsoverweging genoemde verklaring van verdachte – niet uit de bewijsvoering volgt dat dit geld afkomstig is van (een) misdrijf dat/misdrijven die door verdachte zelf is/zijn gepleegd. Voorts heeft verdachte niet zelf verklaard dat dit geld afkomstig is uit door hem zelf gepleegde misdrijven.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Klinisch psycholoog Van Giessen en psychiater Grochowska hebben over verdachtes persoon gerapporteerd. Gezien die rapportages is aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis in de zin van ADHD van het gemengde type. Daarnaast was toen sprake van alcoholafhankelijkheid ('binge' drinken), cannabisafhankelijkheid, misbruik van cocaïne en antisociale persoonlijkheidsproblematiek.
Gezien de inhoud van beide deskundigenverslagen rekent het hof verdachte de bewezenverklaarde feiten volledig toe.
Verdachte is strafbaar aangezien ook geen andere omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 5 september 2015 met automatisch vuurwapen op de openbare weg een aantal schoten gelost. Hij schoot in de richting van straatkant waar café [naam café] was gevestigd, in welk café zich naar hij wist een groep personen bevond. De door verdachte afgevuurde kogels hebben het raam in de gevel van het pand naast café [naam café] doorboord.
Dit feit op zichzelf is zodanig ernstig en gevaarzettend geweest, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur geboden is.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij een aanzienlijk aantal mensen concreet gevaar heeft doen lopen om geraakt te worden door de door verdachte afgevuurde kogels.
Door dit feit en de omstandigheden waaronder verdachte dit feit heeft gepleegd is de rechtsorde ernstig geschokt. Het feit heeft een potentieel omvangrijk gevaarzettend karakter gehad.
Daarnaast heeft verdachte enige tijd later, op 5 november 2015 te [plaats 2] , aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en hennep en een aantal vuurwapens en bijbehorende munitie, alsmede een stroomstootwapen voorhanden gehad. Ook voor deze feiten, het voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugs die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en het voorhanden hebben van vuurwapens waarmee verdachte heeft bijgedragen aan het ongecontroleerde bezit van wapens in onze samenleving, is oplegging van een langdurige vrijheidsstraf op z’n plaats.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag. Door zijn handelen heeft verdachte de opbrengst van (een) misdrijf/misdrijven aan het zicht van de overheid onttrokken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 13 september 2018 – niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke delicten.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur dient te worden opgelegd.

Verbeurdverklaring

Het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp behoort aan verdachte toe. Het zal worden verbeurd verklaard aangezien het geheel of grotendeels door middel van het onder 7 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Onttrekking aan het verkeer

Het onder 2 en 6 bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.556,76. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.021,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] ( [benadeelde 2] )

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.765,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 765,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte, die de vordering niet heeft betwist, is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 289 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 72.655,00 (tweeënzeventigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de op de beslaglijst onder 6, 7, 8, 9, 10 en 11 genoemde munitie;
- de op de beslaglijst onder 12, 13, 14, 15, 16 en 17 genoemde (vuur)wapens.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (op de beslaglijst onder 19 vermeld), te weten:
- een geldbedrag van 10 (tien) Riyal;
- een geldbedrag van 2 (twee) Dollar.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.021,40 (duizend eenentwintig euro en veertig cent) bestaande uit € 21,40 (eenentwintig euro en veertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.021,40 (duizend eenentwintig euro en veertig cent) bestaande uit € 21,40 (eenentwintig euro en veertig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 5 september 2015.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] ( [benadeelde 2] )

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] ( [benadeelde 2] ) ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 765,00 (zevenhonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf] ( [benadeelde 2] ), ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 765,00 (zevenhonderdvijfenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 5 september 2015.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 29 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2015272375 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 699. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 8.
3.Een proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde 1] , RC nummer 15/4465, 15/3960, 15/4467, pagina 4en 5.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina’s 156 en 157.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 407.
6.Een proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] , RC-nummers 15/4465, 15/3960 en 15/4467.
7.Een proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 4] , RC-nummers 15/4465, 15/3960, 15/3963,15/4466, pagina 3.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 619 en 620.
9.Een proces-verbaal tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie, pagina’s 512, 513 en 514.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 56.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 493 en 494.
12.Een proces-verbaal van bevindingen PL0900-2015269829-153.
13.Een proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 331, 332 en 333.
14.Een NFI-rapport van 24 mei 2016 wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats 1] op 5 september 2015.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 21.
16.Pagina 523 van het dossier.
17.Een proces-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie met één getuige, pagina 517.
18.Zie het proces-verbaal van de zitting van 12 juni 2017.
19.Een proces-verbaal van ’Tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie’, pagina 512 tot en met 514.
20.Een proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, pagina 490 e.v..
21.Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats 1] op 5 september 2015 in zaaknummer 2015.10.13.094.
22.Een proces-verbaal van aantreffen goederen, pagina’s 406 tot en met 409.
23.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 234 en 523.
24.Een rapport identificatie van drugs en precursoren, pagina’s 569 en 570.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 436 tot en met 444.
26.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina’s 329, 330, 406, 407, 408 en 409.
27.Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pagina’s 361 en 362.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 621.
29.Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pagina 362.
31.Hoge Raad, 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1655.