Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
factuur 1)ter zake van de in artikel 2 van de overeenkomst vermelde werkzaamheden (aanbrengen huurder) voor een bedrag van € 24.200,- inclusief btw (productie 2 bij inleidende dagvaarding);
factuur 2ter zake van de in artikel 4 van de overeenkomst genoemde werkzaamheden (aanvraag subsidie) voor een bedrag van € 12.100,- inclusief btw (productie 7 bij akte na verwijzing van Iqta).
factuur 3ter zake van de in artikel 3 van de overeenkomst vermelde werkzaamheden (het onderbrengen van financiering) voor een bedrag van € 24.200,- inclusief btw (productie 7 bij akte na verwijzing van Iqta);
factuur 4ter zake van de in artikel 5 van de overeenkomst vermelde werkzaamheden (expertise op het gebied van project-, bouw- en procesmanagement) voor een bedrag van € 46.764,79 inclusief btw (productie 7 bij akte na verwijzing van Iqta).
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
succesfeezou hebben moeten betalen indien de prestaties van Iqta tot realisatie van het project Adelaarkerk hadden geleid. Dat is volgens de rechtbank niet het geval. Partijen hebben het risico aanvaard dat wanneer het project niet door zou gaan, zij beide met lege handen zouden achterblijven, aldus de rechtbank.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
"dat het voor S&L maar zeer de vraag is of op het moment van het ondertekenen van de overeenkomst van 29 oktober 2014 de ondertekenaar in de persoon van [B] wel gerechtigd was om namens Iqta te tekenen".S&L heeft immers geen consequenties verbonden aan de door haar opgeworpen vraag en het staat het hof niet vrij die ambtshalve te vinden.
"Tussen partijen is niet in geschil dat S&L zelf geen financiële middelen tot haar beschikking had om het project te realiseren en dat IQTA mede daarom zou helpen om subsidiestromen op gang te krijgen. [B] heeft ter gelegenheid van de comparitie verklaard dat de samenwerkingsovereenkomst is opgesteld met in achtneming van dit uitgangspunt."
"dat in het geval het project niet door zou gaan, zij[Iqta]
geen enkele euro zou krijgen", verwerpt het hof.
factuur 2, die betrekking heeft op de in artikel 4 van de overeenkomst genoemde werkzaamheden, overweegt het hof dat niet in geschil is dat Iqta een plan heeft opgesteld en de formulieren heeft ingevuld als bedoeld in die bepaling teneinde subsidie te verkrijgen van de provincie. Ook staat vast dat de provincie die subsidie heeft verleend, zoals ook blijkt uit de brief van de provincie van 20 januari 2015 (productie 8 bij akte na verwijzing). De conclusie is derhalve dat Iqta de in artikel 4 beschreven werkzaamheden heeft verricht en dat er ten gunste van S&L een subsidie is toegekend (derhalve een geldstroom op gang is gekomen). Aan de in de overeenkomst gestelde voorwaarden waaronder Iqta recht heeft op betaling van loon is naar het oordeel van het hof voldaan.
"uiteindelijk het reeds ontvangen bedrag van die € 140.520,33 door S&L aan de provincie Friesland moet worden terugbetaald en dat dus niet is voldaan aan de voorwaarde op grond waarvan S&L aanspraak kan maken op een fixed fee van € 10.000,00 ex BTW", zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
factuur 1overweegt het hof dat er weliswaar een huurovereenkomst is gesloten, zoals Iqta heeft aangevoerd, maar dat haar desbetreffende werkzaamheden er niet toe hebben geleid dat een (langdurige) huurovereenkomst (van minimaal tien jaar) tot stand is gekomen, zoals in de overeenkomst onder 2 is bepaald. In de op 6 maart 2015 gesloten huurovereenkomst (productie 2 bij conclusie van antwoord), die op 1 juli 2016 zou ingaan, is bepaald (artikel 10.1) dat de huurovereenkomst wordt ontbonden indien de start van de bouw na 1 januari 2016 plaatsvindt. Ook is in dat artikel bepaald dat de huurovereenkomst wordt aangegaan onder de 'opschortende en/of ontbindende voorwaarde' dat het project zal worden gerealiseerd, waarbij de realisatie van het project, de start van de bouw en de oplevering ten tijde van de ondertekening nog afhankelijk was van diverse voorwaarden. De in dit artikel genoemde termijn is vervolgens verlengd tot 15 september 2016 (productie 3 bij conclusie van antwoord). Bij brief van 13 september 2013 (productie 4 bij conclusie van antwoord) heeft de (beoogde) huurder geconstateerd dat de start van de bouw niet vóór het einde van de verlengde termijn plaatsvindt en een beroep op de voorwaarde gedaan. Niet kan worden gezegd dat de werkzaamheden van Iqta hebben geleid tot het met artikel 2 van de overeenkomst beoogde doel, namelijk het tot stand brengen van een langdurige huurovereenkomst waarmee een geldstroom op gang zou worden gebracht ter bekostiging van het project. Het hof verenigt zich met het desbetreffende oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 4.6 van het bestreden vonnis en maakt die overweging tot de zijne.
factuur 3ziet: het succesvol financieren van het project onder de in dat artikel genoemde voorwaarden. Vaststaat dat een financiering tussen S&L en een bank niet tot stand is gekomen (met ABN AMRO noch Triodos) voordat het project werd verkocht. Het in dit artikel uitdrukkelijk vereiste succes als voorwaarde voor het recht op provisie is niet behaald. Het oordeel van de rechtbank hieromtrent in rechtsoverweging 4.7 (slot) van het bestreden vonnis acht het hof juist en het hof neemt die overweging over.
factuur 4, die betrekking heeft op de in artikel 5 van de overeenkomst opgesomde werkzaamheden (project-, bouw- en procesmanagement of advieswerkzaamheden) stelt het hof in de eerste plaats vast dat partijen het erover eens zijn dat in artikel 5 van de overeenkomst zoals die tussen partijen geldt, het daarin vermelde uurtarief van € 85,- is doorgestreept en vervangen door een uurtarief van € 70,-.
"Binnen de B.V. van gedaagde[S&L]
was geen geld. Het doel was dan ook om subsidiestromen op gang te helpen. Op basis daarvan is de overeenkomst ook opgesteld."Hierin ligt besloten dat, alhoewel in de tekst van de overeenkomst ten behoeve van geen van partijen is voorzien in een tussentijdse opzegmogelijkheid, het Iqta duidelijk moet zijn geweest dat de overeenkomst gedoemd was te eindigen indien (onder andere) haar inspanningen geen of onvoldoende geldstromen zouden opleveren.