ECLI:NL:GHARL:2018:10160

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
200.237.719
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot tussenkomst in aanbestedingszaak tussen Exterion Media en JCDecaux Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2018 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst, ingediend door Exterion Media (Netherlands) B.V. in een hoger beroep tussen JCDecaux Nederland B.V. en NS Stations B.V. De zaak betreft een aanbestedingskwestie waarbij NS Stations, als aanbestedende dienst, een concessieovereenkomst heeft gesloten met Exterion Media. JCDecaux, als concurrent van Exterion, heeft in eerste aanleg betoogd dat NS Stations onrechtmatig heeft gehandeld door de concessieovereenkomst onderhands aan Exterion te gunnen zonder een aanbestedingsprocedure te volgen. Het hof heeft de vordering van Exterion tot tussenkomst toegewezen, omdat de uitkomst van het hoger beroep directe gevolgen heeft voor de concessieovereenkomst tussen NS Stations en Exterion. Het hof oordeelde dat Exterion voldoende belang heeft om zich te mengen in het geding, gezien de mogelijke nadelige gevolgen van de uitspraak voor haar rechtspositie. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie in de tussenkomst, met een termijn voor Exterion om haar standpunt verder toe te lichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.237.719
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 421208)
arrest van 20 november 2018
in het incident ex artikel 217 Rv van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Exterion Media (Netherlands) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in het incident,
hierna: Exterion,
advocaat: mr. J.W. Fanoy,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JCDecaux Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
verweerster in het incident,
hierna: JCDecaux,
advocaat: mr. J.F. van Nouhuys,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Stations B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
verweerster in het incident,
hierna: NS Stations,
advocaat: mr. G.W. van der Bend.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 31 juli 2018 hier over.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen in het incident ex artikel 217 Rv van 30 oktober 2018.
1.3
Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft JCDecaux het procesdossier in het incident ex artikel 217 Rv aan het hof overgelegd. Na afloop van de comparitie heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De motivering van de beslissing in het incident

2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. NS Stations, onderdeel van het NS-concern, houdt zich bezig met het beheren en exploiteren van stations. Een van de activiteiten van NS Stations is het (doen) exploiteren van advertentiemogelijkheden op de stations. NS Stations heeft in 1998 ten aanzien van een deel van de reclamedragers op de stations een concessieovereenkomst gesloten met (een rechtsvoorgangster van) Exterion. In december 2011 hebben NS Stations en Exterion een nieuwe concessieovereenkomst gesloten met een looptijd tot 1 januari 2028 (hierna te noemen: concessieovereenkomst 2011). JCDecaux is een concurrent van Exterion.
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat NS Stations vanaf medio 2011 een aanbestedende dienst is in de zin van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten en de Aanbestedingswet 2012. Het verweer van NS Stations, dat JCDecaux haar rechten om zich erop te beroepen dat NS Stations een aanbestedende dienst is, heeft verwerkt gaat volgens de rechtbank niet op. Verder heeft de rechtbank overwogen dat NS Stations ten aanzien van de concessieovereenkomst 2011 niet aanbestedingsplichtig was. NS Stations heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld tegenover JCDecaux door deze overeenkomst onderhands aan Exterion te gunnen, aldus de rechtbank.
In appel heeft JCDecaux een incident tot voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv opgeworpen. Daarin heeft JCDecaux onder meer, kort gezegd, gevorderd NS Stations te gebieden uiterlijk 1 januari 2019 een aanbesteding op basis van de Aanbestedingswet 2012 aan te kondigen en te doorlopen ten aanzien van onder andere de in december 2011 aan Exterion gegunde concessieopdracht.
2.2
In het onderhavige incident heeft Exterion gevorderd om primair te mogen tussenkomen en subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van NS Stations, zowel in de hoofdzaak als in het incident tot voorlopige voorziening. NS Stations heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof. Door JCDecaux is in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de interventie van Exterion, maar zij heeft zich nadien ook gerefereerd aan de uitspraak van het hof.
2.3
Het hof stelt voorop dat een partij op grond van artikel 217 Rv in een aanhangig geding kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden (Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768). Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
2.4
De vordering tot tussenkomst zal worden toegewezen. Door Exterion is voldoende toegelicht dat zij eigen vorderingen wenst in te stellen. Exterion is voornemens een verklaring voor recht te vragen inhoudende dat JCDecaux ten opzichte van Exterion haar rechten heeft verwerkt om de concessieovereenkomst 2011 aan te tasten. Daarnaast wenst Exterion te vorderen dat een beëindigingsverplichting van de concessieovereenkomst niet eerder ingaat dan na ommekomst van een overgangsperiode nadat het arrest onherroepelijk is geworden. Exterion heeft voldoende belang om zich, onder meer door middel van deze in te stellen vorderingen, te mengen in het geding. De uitkomst van het hoger beroep heeft immers directe gevolgen voor de concessieovereenkomst 2011 tussen NS Stations en Exterion, en daarmee dus voor de rechtspositie van Exterion.

3.De slotsom

3.1
Het hof wijst de incidentele vordering tot tussenkomst van Exterion toe, zowel in de hoofdzaak als in het incident tot voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. De beslissing over de kosten van het incident zal het hof aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.2
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor memorie in de tussenkomst, tevens inhoudende memorie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv aan de zijde van Exterion (ambtshalve peremptoir). Over de verdere processtappen zijn ter zitting met partijen afspraken gemaakt en zijn beslissingen genomen, die zijn neergelegd in het proces-verbaal. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident ex artikel 217 Rv:
wijst de vordering tot tussenkomst van Exterion in zowel de hoofdzaak als in het incident tot voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv toe;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
8 januari 2019voor memorie in de tussenkomst, tevens inhoudende memorie van antwoord in het incident ex artikel 223 Rv aan de zijde van Exterion (ambtshalve peremptoir);
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, F.J.P. Lock en H. Wammes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 november 2018.