Uitspraak
1.[appellant1] , wonende te [A] , hierna: [appellant1] ,
Chemtack Beheer B.V.,gevestigd te Veendam, hierna:
Chemtack Beheer,
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde1]
Bunneman,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven van [appellanten] c.s. met producties, gedateerd 26 juli 2016,
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerden]
- de memorie van grieven van [appellanten] c.s. met producties, gedateerd 26 juli 2016,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden] c.s. met producties, gedateerd 20 september 2016.
zaak 151strekt ertoe, kort gezegd, dat het kortgedingvonnis van 17 juli 2015 wordt vernietigd en dat [geïntimeerden] c.s. alsnog in hun vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard, althans dat hun vorderingen worden afgewezen. In het incidenteel hoger beroep vorderen [geïntimeerden] c.s. dat het bestreden vonnis van 17 juli 2015 wordt bekrachtigd.
zaak 123vorderen [appellanten] c.s. naast de vernietiging van het kortgedingvonnis van 2 oktober 2015 tevens i) de opheffing van de door [geïntimeerden] c.s. gelegde conservatoire beslagen , althans [geïntimeerden] c.s. te veroordelen deze beslagen op straffe van verbeurte van een dwangsom op te heffen en ii) een lijst te verstrekken van de (rechts)personen die volgens [geïntimeerden] c.s. moeten worden aangemerkt als Belangrijke Relaties als bedoeld in de koopovereenkomst, met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep en tot terugbetaling van de proceskosten in eerste aanleg, die [appellanten] c.s. inmiddels aan [geïntimeerden] c.s. hebben betaald.
2.De feiten en de gedingen in eerste aanleg
grief I in zaak
4.Earn-out Betaling
Non-concurrentie en non-relatie en overige verplichtingen Chemtack en [appellant1]
Boetes
3.De beoordeling van de grieven in zaken 151 en 123
grief VI in zaak 151bestreden. In de toelichting op de grief verwijzen [appellanten] c.s. naar hetgeen zij hebben opgemerkt onder de
grieven I en II in zaak 151.
grief I in zaak 123, dat de koopovereenkomst "aantastbaar" is vanwege het daaraan voorafgaande onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] c.s. Onduidelijk is wat [appellanten] c.s. met deze stelling beogen.
grief II in zaak 151,die erover klaagt dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] c.s. ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat [geïntimeerden] c.s. wisten dat privémailberichten van [appellant1] werden doorgestuurd
grief III in zaak 151 en grief II in zaak 123). [appellanten] c.s. stellen zich op het standpunt dat artikel 19 lid 1, voor zover het de strekking heeft [appellanten] c.s. ook te verbieden op andere markten actief te zijn, in strijd is met het kartelverbod van artikel 101 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Beide bedingen dienen volgens [appellant1] te worden aangemerkt als strekkingsbedingen, zodat afzonderlijk onderzoek naar de merkbaarheid van de mededingingsbeperking daarvan niet nodig is.
Groupement des cartes bancairesen HvJEU 26 november 2015, C-345/14, ECLI:EU:C:2015:784,
Maxima Latvija). Dat een bepaalde vorm van coördinatie de potentie heeft om de mededinging te beperken, maakt op zichzelf nog niet dat sprake is van een overeenkomst met een mededingingsbeperkende strekking.
Pierre Fabre Dermo-Cosmétiqueen HvJEU 14 maart 2013, C- 439/09, ECLI:EU:C:2013:160,
Allianz).
Grieven III in zaak 151 en II in zaak 123 falen.
grief VIII in zaak 151en
grief IV in zaak 123komen [appellanten] c.s. op tegen het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat [C] (in zaken 151 en 123) en [D] (in zaak 123) zijn te beschouwen als "Belangrijke Relaties" in de koopovereenkomst en dat [appellanten] c.s. door met [C] en [D] contact te onderhouden hebben gehandeld in strijd met het in artikel 19 lid 1 sub b opgenomen relatiebeding. Dat [appellanten] c.s. na het ondertekenen van de koopovereenkomst contact hebben gehad met [C] en [D] staat tussen partijen vast. De voorzieningenrechter is in beide vonnissen ervan uitgegaan dat onder Belangrijke Relaties worden verstaan (rechts)personen van wie door Cordial c.s. essentiële diensten of goederen worden afgenomen. Tegen deze uitleg van het begrip Belangrijke Relatie is niet gegriefd, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
incidentele grief van [geïntimeerden] c.s. in zaak 151slaagt. Met deze incidentele grief komen [geïntimeerden] c.s. tevens op tegen het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat de heren [F] , [G] en [E] niet te beschouwen zijn als Belangrijke Relaties. Wat deze heren betreft, leest het hof in de grief geen andere stellingen dan die door de voorzieningenrechter zijn verworpen. Ter onderbouwing van de grief verwijzen [geïntimeerden] c.s. naar de stukken die zijn ingediend in de bodemzaak. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] c.s. met die enkele verwijzing onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de heren [F] , [G] en [E] ook als Belangrijke Relaties moeten worden aangemerkt. Daarvoor is meer onderzoek vereist, waarvoor het kortgeding zich niet leent.
grief IVaanvoeren, dat [geïntimeerden] c.s. door de contacten met [C] en [D] daadwerkelijk handelsmarges mislopen. De dreiging van schade is door [appellanten] c.s. in hoger beroep niet weggenomen. Zo hebben zij niet toegezegd geen contact meer met [C] en [D] op te nemen, terwijl het relatiebeding ten tijde van de uitspraak in hoger beroep nog steeds geldt. Dit betekent dat [geïntimeerden] c.s. ook in hoger beroep spoedeisend belang hebben bij hun vordering.
grief Vdat de voorzieningenrechter hen ten onrechte heeft gelast ook alle lopende contacten met Sinopec/Sichuan, Anhui Wanwei, [E] , [F] , [G] en MCC onmiddellijk te verbreken slaagt omdat [geïntimeerden] c.s. ten aanzien van [E] , [F] , [G] [geïntimeerden] c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat het Belangrijke Relaties betreft en ten aanzien van Sinopec/Sichuan, Anhui Wanwei en MCC hebben toegezegd het relatiebeding te respecteren door geen contact te hebben en niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] c.s. deze toezegging nadien hebben geschonden. Het bevel zal verder, in lijn met het verweer van [appellanten] c.s. onder
grief IX, worden beperkt tot de in de koopovereenkomst overeengekomen einddatum van 60 maanden na leveringsdatum zoals die in de koopovereenkomst is gedefinieerd, te weten 17 november 2019. Het bestreden vonnis van 17 juli 2015 zal op dit punt worden vernietigd.
grief VIIklagen [appellanten] c.s. erover dat de voorzieningenrechter ten onrechte voorshands heeft aangenomen dat [appellanten] c.s. vanwege de contacten met [C] een contractuele boete hebben verbeurd. [appellanten] c.s. stellen daartoe dat gezien het beding van artikel 16.5 van de koopovereenkomst de boetes zijn vervallen. Nu die grief in de zaak 151 niet tot een andere beslissing kan leiden, de daarop gebaseerde vordering is door de voorzieningenrechter vanwege het ontbreken van spoedeisend belang afgewezen, ontbreekt het belang daarbij, wat er ook zij van de stelling van [appellanten] c.s. met betrekking tot het vervalbeding (zie hetgeen het hof hierna in 3.27 en 3.28 zal overwegen)
grieven IV (eigenlijk grief III), VIII, IX en Xin zaak 123 geadresseerd.
grief VIIIkomen [appellanten] c.s. op tegen het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.2.6 van het vonnis van 2 oktober 2015 dat [appellanten] c.s. door hun poging met [C] in zetmeel te handelen tevens in strijd hebben gehandeld met het concurrentiebeding in artikel 19 lid 1 sub a van de koopovereenkomst. [appellanten] c.s. betwisten niet dat zij bij [C] getracht hebben zetmeel in te kopen. [appellanten] c.s. betwisten evenmin dat zetmeel een grondstof is voor de kleefstoffen waarin Cordial c.s. handelen. Volgens [appellanten] c.s. is het echter nooit de bedoeling van partijen geweest dat het concurrentieverbod betrekking zou hebben op zetmeel in het algemeen, dus ongeacht de toepassing daarvan. [appellanten] c.s. onderbouwen die stelling verder niet. De door [appellanten] c.s. bepleitte beperking van het concurrentiebeding wordt door [geïntimeerden] c.s. gemotiveerd weersproken.
grieven IX en Xten onrechte, ontkennend beantwoord.
grief XIbetrekking.
4.De beslissing
in de zaak 151:
in de zaak 123: