3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Agib is verkoper van diergeneesmiddelen aan veehouders. Zij beschikt over een vergunning van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen om diergeneesmiddelen te verhandelen en te leveren.
(ii) De vereniging Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (hierna: KNMvD) is een vereniging die de belangen van de bij haar aangesloten dierenartsen behartigt.
(iii) Het geschil heeft betrekking op de levering van zogeheten URA-middelen (‘Uitsluitend op Recept Afleveren’), welke middelen uitsluitend mogen worden verstrekt door een dierenarts voor dieren die bij hem of haar onder medische behandeling staan, of op recept van een (andere) dierenarts door een apotheek of een vergunninghouder.
Deze regeling is per 1 juli 2008 ingevoerd bij de Regeling diergeneesmiddelen en het Besluit diergeneesmiddelen ter uitvoering van de Europese richtlijn 2004/28/EG.
Voor die datum waren deze diergeneesmiddelen vrij verhandelbaar en konden veehouders deze zonder recept kopen bij vergunninghouders. Het geschil betreft met name ontwormmiddelen.
(iv) In verband met de onder (iii) genoemde regeling heeft Agib een dierenarts in dienst genomen die recepten voor URA-middelen kan uitschrijven, zodat Agib op die recepten kan blijven leveren aan rundveehouders.
(v) Per 1 juli 2012 heeft de wetgever, teneinde inzicht te verkrijgen in het gebruik van antibiotica en het gebruik daarvan terug te dringen, voor veehouders de verplichting ingevoerd om een zogenoemd één-op-één contract af te sluiten met een dierenarts. Deze dierenarts (hierna: de één-op-één dierenarts) is verantwoordelijk voor het gebruik van antibiotica door de veehouder, schrijft indien nodig een recept uit, levert de antibiotica en zorgt voor de registratie van het gebruik.
(vi) Op 24 augustus 2011 heeft KNMvD SGD opgericht.
SGD is onder meer verantwoordelijk voor het beheer van de reglementen en regelingen voor de veterinaire dienstverlening, waaronder het Reglement Geborgde Rundveedierenarts. SGD heeft per diersoort een College van Belanghebbenden (hierna: CvB), welk college reglementen en regelingen opstelt en ter goedkeuring voorlegt aan het bestuur van SGD. In het CvB voor de rundveesector zitten onder meer afgevaardigden van de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van KNMvD, en van FrieslandCampina, LTO en de Centrale Organisatie voor de Vleessector.
(vii) Een van de bijlagen (bijlage III) bij het Reglement Geborgde Rundveedierenarts is het Beoordelingsprotocol Geborgde Rundveedierenarts. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“GDR.01a
De dierenarts sluit, in het kader van het reglement Geborgde Rundveedierenarts, met de melk-/rundveehouder waar hij/zij in het kader van Verordening (EG) nr 853/2004 normaliter de diensten verleent een bilaterale overeenkomst. De dierenarts is in het kader van het reglement Geborgde Rundveedierenarts eindverantwoordelijk voor de voorgeschreven diergeneesmiddelen en verleent inzage in deze overeenkomst(en).
(…)
GDR.01b
De bilaterale overeenkomst zoals bedoeld in GDR.01a omvat alle veterinaire diensten geleverd op het melk-/rundveebedrijf.
Veterinaire diensten omvatten o.a. het stellen van een diagnose, het behandelen van rundvee op het bedrijf, het voorschrijven en/of leveren van URA- en/of UDA middelen, opstellen van een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan (…)”.
(viii) SGD heeft voorts een modelovereenkomst opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“DE VEEHOUDER
Artikel 3
De veehouder
(…)
f. maakt alleen gebruik van de in de aanhef vermelde (vervangende) geborgde rundveedierenarts.
(…)
DE DIERENARTS
Artikel 4
De dierenarts:
a. staat geregistreerd in een door de Stichting ‘Geborgde Dierenarts’ beheerd of aangewezen register “geborgde rundveedierenarts” (…)
c. werkt volgens het reglement geborgde rundveedierenarts en het beoordelings- en beslissingsprotocol geborgde rundveedierenarts en verdere vereisten die aan de dierenarts worden gesteld waaronder voor veehouders het protocollaire bedrijfsbezoek en van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zoals deze nu luiden en in de toekomst zullen luiden;
(…).”
(ix) FrieslandCampina heeft in 2012 in haar praktijkreglement een regel opgenomen dat URA-middelen alleen kunnen worden voorgeschreven door een geborgde één-op-één dierenarts of op basis van een recept van een geborgde één-op-één dierenarts. In bijlage B bij dit reglement is onder meer het volgende opgenomen:
“2.4.1. Iedere dierenarts van wie de veehouder met betrekking tot rundvee diensten betrekt, is geborgd conform de regeling Geborgde Rundveedierenarts van de Stichting Geborgde Dierenarts of een aantoonbaar gelijkwaardige regeling.
Diensten zijn o.a.:
(…)
- het voorschrijven en/of leveren van URA- en/of UDA-middelen;
- het opstellen van een bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan;
(…)
Daar waar binnen Foqus planet gesproken wordt over een dierenarts, wordt bedoeld de Geborgde Rundveedierenarts waarmee een 1 op 1 relatie is aangegaan (zie 2.4.2).
2.4.2.Er is een 1 op 1 relatie met een Geborgde Rundveedierenarts voor diensten zoals bedoeld onder 2.4.1. (…).
2.6.3.De UDA en URA-middelen worden uitsluitend na diagnose door en op recept van de Geborgde Rundveedierenarts voorgeschreven waarmee een 1 op 1 relatie is aangegaan.
2.6.4.URA-middelen worden uitsluitend bij een Geborgde Rundveedierenarts of een erkende diergeneesmiddelenhandelaar aangekocht.”
(x) In de versie van december 2014 van het Praktijkreglement van FrieslandCampina is onder meer het volgende opgenomen:
“2.4.1. Iedere dierenarts van wie de veehouder met betrekking tot rundvee diensten betrekt, is geborgd conform de regeling Geborgde Rundveedierenarts van de Stichting Geborgde Dierenarts of een aantoonbaar gelijkwaardige regeling. Diensten zijn o.a.: (…)
- het voorschrijven en/of leveren van URA- en/of UDA-middelen;
- het opstellen van een bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan;
(…)
Daar waar binnen Foqus planet gesproken wordt over een dierenarts, wordt bedoeld de Geborgde Rundveedierenarts waarmee een 1 op 1 relatie is aangegaan (zie 2.4.2).
2.4.2.Er is een 1 op 1 relatie met een Geborgde Rundveedierenarts voor diensten zoals bedoeld onder paragraaf 2.4.1. (…)
2.6.3.URA-middelen worden uitsluitend bij een Geborgde Rundveedierenarts of een erkende diergeneesmiddelenhandelaar aangekocht”.
(xi) Op 21 april 2011 heeft het bestuur van KNMvD een zogenoemd ‘5 Punten Plan voor verbetering van de positie van de dierenarts’ gepresenteerd aan de leden, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“2. Ondersteunende kaders
De KNMvD wil voor de toekomst een één-op-één relatie tussen dierenarts en veehouder wettelijk vastleggen, zodat ‘shoppen’ door veehouders niet meer mogelijk is.
(…)
4. Concurrentie op prijs beperken
De KNMvD wil door middel van een beperkte bandbreedte de prijzen van de medicijnen begrenzen. Hiermee wordt de concurrentie op verkoop van diergeneesmiddelen uit de markt gehaald.”
3.2.1In de onderhavige procedure heeft Agib onder meer gevorderd dat SGD en/of KNMvD wordt verboden een eis te hanteren of een regel toe te passen inhoudende dat URA-middelen alleen kunnen worden verstrekt of voorgeschreven door een geborgde dierenarts of de één-op-één dierenarts en daartoe strekkende mededelingen te doen. Daaraan heeft Agib onder meer ten grondslag gelegd dat een dergelijke eis of regel in strijd is met art. 6 Mw. Agib kan geen URA-middelen meer leveren aan veehouders, nu de praktijk is dat de één-op-één dierenarts geen recepten wil uitschrijven maar uit eigen voorraad levert aan de veehouder en, als de veehouder toch om een recept vraagt (op grond waarvan Agib kan leveren), de één-op-één dierenarts drempelverhogende maatregelen neemt, terwijl SGD c.s. bovendien ten onrechte aan veehouders suggereren dat sprake is van een wettelijke verplichting om de URA-middelen bij de één-op-één dierenarts af te nemen.
SGD c.s. hebben verweer gevoerd en onder meer aangevoerd dat het gehanteerde kwaliteitssysteem niet een plan is van KNMvD maar van SGD, dat het is ingegeven door een in de markt voor vee- en zuivelindustrie bestaande wens en in het belang is van de volksgezondheid en de voedselveiligheid, en dat het systeem aan de veehouder nergens de eis stelt om URA-middelen bij de één-op-één dierenarts af te nemen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Agib afgewezen.
3.2.2Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Agib grotendeels toegewezen. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen:
“5.5 Het hof is voorshands van oordeel dat Agib voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het hiervoor […] bedoelde bij het Reglement Geborgde Rundveedierenarts behorende Beoordelingsprotocol met bijbehorende modelovereenkomst, waarvoor SGD verantwoordelijkheid draagt en in de totstandkoming waarvan ook de KNMvD, die SGD heeft opgericht, participeert in het College van Belanghebbenden van de SGD en voorstellen voor SGD voorbereidt, een belangrijke rol speelt, kwalificeert als een besluit in de zin van artikel 6 Mw. Van een besluit van een ondernemersvereniging is onder meer sprake als het gaat om juridisch bindende beslissingen, beslissingen die niet bindend zijn, maar wel door de betrokken ondernemingen worden gevolgd en niet-bindende beslissingen die de getrouwe weergave zijn van de wil van de ondernemersvereniging om het gedrag van de leden op de betrokken markt te coördineren.
Onder besluit van een ondernemersvereniging valt ook een als vrijblijvend gepresenteerde aanbeveling, indien degenen tot wie deze is gericht te kennen hebben gegeven dat zij die aanbeveling zullen volgen, dus als een bindend besluit zullen opvolgen. Het bij het meergenoemde Reglement behorende Beoordelingsprotocol met bijbehorende modelovereenkomst reguleert de verhouding tussen dierenartsen en melk/- rundveehouder inclusief het voorschrijven en/of leveren van URA-middelen.
De effectiviteit van bedoelde besluitvorming wordt nog vergroot door het feit dat het College van Belanghebbenden van de SGD niet alleen is samengesteld uit dierenartsen, maar ook uit leden van LTO Nederland en FrieslandCampina. Agib is bij het desbetreffende overleg als enige van alle spelers op de markt niet betrokken geweest. Verder wijst het hof op de parallellie (te weten gelijkluidende teksten) tussen de modelovereenkomsten van de zijde van de KNMvD en de SGD en het in rov. 4.7 en 4.8 (deels) geciteerde praktijkreglement van FrieslandCampina. Ten slotte is door SGD, bij monde van haar secretaris, [betrokkene 1] , ter zitting bij het hof naar voren gebracht dat de één op één dierenarts verantwoordelijk is voor het bedrijfsgezondheidsplan met als doel dat er goede melk wordt geleverd, dat SGD al jaren bezig is met kwaliteitsdoeleinden en dat er één aanspreekpunt moet zijn voor het geval er te veel of verkeerd gebruik wordt gemaakt van diergeneesmiddelen. Veehouders waren gewend om te shoppen, maar SGD wilde hiervan af, vandaar de eis van één centraal punt, aldus [betrokkene 1] .
Deze omstandigheden, tezamen genomen, duiden volgens het hof op een besluit tussen SGD en KNMvD richting de dierenartsen in onderlinge afstemming met de zuivelsector om URA- middelen enkel door een één op één dierenarts; (“geborgde dierenarts”) te laten uitschrijven.
(…)