Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
A.S.R. Schadeverzekeringen N.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
2.2 In het kader van de aan de verzekeringsgeneeskundige te stellen vragen heeft ASR bezwaar gemaakt tegen het hiervoor geformuleerde uitgangspunt dat naast de door [Neuropsycholoog] en [Neuroloog] vastgestelde klachten ook moet worden uitgegaan van de door [Appellante] geuite klachten. Dat [Appellante] gezondheidsklachten heeft wordt erkend, betwist wordt echter dat deze geobjectiveerd kunnen worden. Het hof heeft bij die vaststelling van de ongevalsgerelateerde klachten de verkeerde maatstaf gehanteerd door niet uit te gaan van het Zwolsche Algemeene/De Greef criterium maar van de in rov. 4.6 onder a-c (van het tussenarrest van 28 februari 2017) neergelegde maatstaven. Uitgaande van deze verkeerde maatstaf heeft het hof niet getoetst (aan de hand van een daarop gericht deskundigenbericht) of de door [Appellante] beleefde klachten reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. Het hof is louter uitgegaan van de door [Appellante] geuite klachten en heeft allerlei aspecten die afbreuk doen aan het realiteitsgehalte van die klachten (opgesomd onder 22 van de akte) niet besproken. Daarom moet aan de verzekeringsarts worden gevraagd enkel uit te gaan van de bevindingen van [Neuroloog] en [Neuropsycholoog] , aldus ASR.
2.4 Dat de verzekeringsgeneeskundige de vrijheid moet hebben om aan te kunnen geven dat ondanks dat er sprake is van ongevalsgerelateerde klachten, aan die klachten geen beperkingen zijn toe te rekenen, zoals ASR onder 12 van haar akte betoogt, is op zichzelf juist maar het hof ziet niet in dat de vaststelling door het hof van de ongevalsgerelateerde klachten de verzekeringsgeneeskundige beperkt in de uitvoering van zijn taak om beperkingen vast te stellen die het gevolg zijn van de ongevalsgerelateerde klachten. Wel ziet het hof in de bezwaren van ASR aanleiding de vraag anders te formuleren zoals hierna in het dictum is opgenomen.
2.7 Nadat [X] zijn onderzoek heeft afgerond en er een definitief rapport ligt, kan de arbeidsdeskundige met het onderzoek beginnen. Ook voor de persoon van de arbeidsdeskundige geldt dat partijen zich niet over elkaars voordracht hebben uitgelaten. Het hof zal E. Audenaerde tot arbeidsdeskundige benoemen. Hij heeft het hof desgevraagd per e-mail laten weten vrij te staan en dat zijn voorschot € 9.500,- bedraagt (40 uren x € 195,- vermeerderd met 21% btw).
3.De beslissing
[Postbus]
[Postcode en plaatsnaam]
[Telefoonnummer]
[Postbus]
[Postcode en plaatsnaam]
[Telefoonnummer]
[E-mailadres]
2. Wilt u de door u vastgestelde beperkingen zo duidelijk mogelijk omschrijven en zo nodig toelichten?
Arbeidsdeskundige:Voor de periode 2002 tot de pensioengerechtigde leeftijd van [Appellante] :
1. Wilt u, uitgaande van het door de verzekeringsarts vervaardigde beperkingenprofiel, rapporteren over de vraag of [Appellante] als gevolg van het haar overkomen ongeval in staat was en is de werkzaamheden te verrichten, verbonden aan het door haar voor het ongeval uitgeoefende beroep? Wilt u, indien [Appellante] daartoe niet geheel meer in staat is, aangeven in welke mate dat het geval was c.q. is?
2. Voor het geval [Appellante] niet geheel in staat is tot uitoefening van haar eigen functie: was en is zij in staat andere werkzaamheden te verrichten die, gelet op de opleiding en ervaring van betrokkene, als passend zijn aan te merken? Kunt u aangeven welke beroepen in aanmerking kwamen c.q. komen en voor hoeveel uren betrokkene per week geschikt zou zijn geweest? Wat is de loonwaarde van die beroepen?
3. Kunt u, indien sprake is van restverdiencapaciteit, vaststellen hoe groot de kans zou zijn geweest/zal zijn in de bedoelde periode voor [Appellante] om daadwerkelijk weer een baan te vinden, gegeven haar leeftijd, een periode van arbeidsongeschiktheid en haar beperkingen? Wilt u daarbij ook ingaan op haar kansen wanneer [Appellante] solliciteert vanuit een werkloosheidssituatie en wanneer een aangeschreven werkgever bekend raakt met het ongeval, de als gevolg van het ongeval ervaren klachten (rov. 4.7 van het arrest van 28 februari 2017) en de daarop volgende uitval voor haar eigen functie?
4. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
30 januari 2018toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem);
29 mei 2018voor memorie na deskundigenrapporten (van zowel Buisman als Audenaerde) aan de zijde van [Appellante] ;