3.2Oubaha stelt dat Rabobank vanaf de periode februari 2010 tot en met de opzegging van de kredietrelatie op 1 april 2013 toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Hiertoe heeft Oubaha - samengevat - het volgende gesteld.
3.2.1De conclusie van de rechtbank dat Oubaha zich in "zwaar weer" bevond is onjuist. Uit de door Oubaha aan Rabobank overgelegde informatie volgt niet dat de financiële positie van Oubaha in 2009 zwaar negatief was. Oubaha verwijst hierbij naar de tabel die in de e-mail van 4 januari 2010 van Rabobank (productie 6 bij conclusie van antwoord) is opgenomen. De tabel bevat een analyse van de door Rabobank ontvangen cijfers en daaruit blijkt dat Oubaha in 2009 een positief resultaat zou boeken. In dit verband verwijst Oubaha naar zijn analyse van de op 4 maart 2010 aan Rabobank gepresenteerde cijfers (productie 9 bij conclusie van antwoord) en naar het financieel verslag over 2009 (productie 21 bij memorie van grieven) waaruit blijkt dat de Oubaha-groep in dat jaar een winst heeft behaald van € 158.353, hetgeen drie keer hoger is in vergelijking met 2008. Wel is juist dat de liquiditeitspositie zeer krap was, maar dat werd veroorzaakt door uit eigen middelen gefinancierde investeringen in nieuwe bedrijven en verbouwingswerkzaamheden.
3.2.2In de brief van 24 november 2009 van Oubaha aan Rabobank (productie 4b bij conclusie van antwoord) heeft Oubaha verklaard waarom de prognose voor 2009 afwijkt van het budget 2009:
"Deze afwijking van ca 1 mio zit voor een groot deel in omzet food, dit heeft m.n. te maken met verbouwing c.q. uitbreiding (…) met extra terrassen en keuken; er werd in 2009 een extra omzet van ca 1 mio verwacht. Daar de verbouwing is uitgesteld naar begin 2010, zal de omzet vanaf periode 6, 2e helft van 2010 toenemen".
Uit de bijgevoegde berekeningen volgt dat de omzetdaling van 1 miljoen euro het resultaat negatief zou beïnvloeden, maar dat het resultaat volgens de prognose nog steeds positief zou zijn, namelijk € 1.694.330.
3.2.3Het was voor Oubaha medio 2009 aanvankelijk nog niet duidelijk wanneer de verbouwingswerkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Om die reden is in het door partijen ondertekende financieringsvoorstel van 19 juni 2009 (productie 3 inleidende dagvaarding) achter het kopje "Voorziene opnamedatum" de ingevulde datum 01-07-2009 met de hand doorgehaald en vervangen door de handgeschreven tekst "nog nader te bepalen". Op enig moment heeft Oubaha besloten om in januari 2010 met de sloopwerkzaamheden te starten omdat januari en februari slechte maanden in de horeca zijn. Het was Rabobank bekend dat de beoogde verbouwingen in de eerste vier maanden van 2010 zouden worden uitgevoerd (zie brief van 24 november 2009 van Oubaha, productie 4b bij conclusie van antwoord), dat die zaken gesloten zouden zijn en dus geen omzet zouden genereren.
3.2.4De documentatie, genoemd onder de verstrekkingsvoorwaarden in de offerte van Rabobank van 19 juni 2009, was begin 2010 deels door Oubaha aan Rabobank toegezonden en deels nog niet beschikbaar. Zo waren de jaarcijfers over 2007 op 30 september 2009 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, waren offertes van de investeringen toegezonden voor zover deze vast stonden, waren kopieën van de beschikbare bouwvergunningen toegezonden en was het huurcontract inzake horecaonderneming Poort van Kleef aanwezig.
3.2.5Wat betreft de kopieën van de te verstrekken leningen door derden, die ook een voorwaarde vormden voor de verstrekking van de financiering volgens het voorstel van 19 juni 2009, geldt volgens Oubaha het volgende. De aanvankelijk beoogde lening met de brouwer Inbev was omgezet in een jaarlijkse extra hectoliterkorting. Voor zover Rabobank niet akkoord was, heeft Oubaha in zijn brief van 10 maart 2010 (productie 11 bij inleidende dagvaarding) aangeboden om de met Inbev gemaakte kortingsafspraak - die overigens niet slechts betrekking had op het toekomstige volumetoename, maar op het huidige gehele volume van Inbev-bier dat in de Oubaha-groep werd geschonken - te annuleren, en alsnog om te zetten in een leningsovereenkomst. Oubaha vermeldt daarbij ook dat hij dan wel de jaarlijkse extra korting misloopt en vraagt zich af of dit wel verstandig is. Ten aanzien van de gevraagde leningsovereenkomsten met de verkoper van Lust/Kameleon en de verhuurder van Lust/Kameleon geldt dat dit de heer R.J. Verheij (hierna: Verheij) was. Verheij was bereid de leningen te verstrekken.
3.2.6Op grond van de jegens Oubaha geldende zorgplicht had Rabobank hem moeten meedelen, al dan niet onder termijnstelling, dat hij nog niet aan de verstrekkingsvoorwaarden voldeed en dat Rabobank om die reden niet tot betaalbaarstelling van de overeengekomen financiering zou overgaan. Rabobank heeft dit niet gedaan en reeds in maart 2010 besloten om haar verplichtingen uit de financieringsovereenkomst niet na te komen. Eerst in de brief van 16 maart 2010 (productie 12 bij inleidende dagvaarding) stelt Rabobank zich op het standpunt dat Oubaha niet aan de verstrekkingsvoorwaarden heeft voldaan. Dit terwijl, anders dan Rabobank in deze brief vermeldt, er geen sprake was van een "zorgwekkende financiële situatie van Oubaha" in 2009, aldus Oubaha.
3.2.7Oubaha stelt dat de voorwaarden waaronder Rabobank op 1 april 2010 het bestaande krediet van € 800.000 tijdelijk heeft uitgebreid naar € 1.200.000 onredelijk waren en voor hem zeer bezwarend. Onder druk van de ernstige liquiditeitsproblemen is hij gedwongen om de aanvullende afspraken te accepteren waaronder de tijdelijke verhoging van het bestaande rekening-courantkrediet (overeenkomst van 1 april 2010, productie 13 bij inleidende dagvaarding). Bovenop de reguliere maandelijkse aflossingen van € 50.000 (ter aflossing van de in 2007 afgesloten lening van € 2.500.000) diende het bedrag van € 400.000 in zeven maandelijkse termijnen te worden terugbetaald terwijl ook nog de renteopslag van 1,5% naar 3,05% werd verhoogd. Verheij stond borg voor het gehele bedrag en Oubaha moest voor elke investering boven € 5.000 schriftelijke toestemming van Rabobank krijgen. Oubaha heeft Rabobank meerdere malen verzocht de maandelijkse aflostermijnen van € 50.000 enige maanden te bevriezen om zijn liquiditeitspositie te verbeteren, hetgeen Rabobank telkens heeft geweigerd.
3.2.8Oubaha voldeed aan zijn verplichting om de jaarcijfers te publiceren. Uit het overgelegde overzicht (productie 31 bij de aantekeningen bij de mondelinge behandeling) van de Kamer van Koophandel volgt dat de jaarstukken over 2009 op 28 januari 2011 zijn gedeponeerd. Voorts voldeed Oubaha aan zijn verplichting om periodiek cijfers aan Rabobank te presenteren.
3.2.9Oubaha was verwikkeld in de zogeheten Plassania-procedure, waarvan Rabobank op de hoogte was. Oubaha liep door een eisvermeerdering in hoger beroep in die procedure het risico te worden veroordeeld tot betaling van € 2.000.000 aan verbeurde boetes. Oubaha heeft dit risico tot nul gereduceerd door het maken van een afspraak met Plassania op grond waarvan Oubaha een extra voorschotbetaling van € 191.000 moest doen waarna Plassania bereid was af te zien van aanspraken op de boetebedragen. Oubaha heeft Rabobank op 12 februari 2010 over deze situatie geïnformeerd en bij brief van 16 februari 2010 aan Rabobank (productie 7 bij inleidende dagvaarding) nader uiteengezet. Ook heeft Oubaha correspondentie met betrokken advocaten aan Rabobank ter beschikking gesteld. Het bedrag van € 191.000 betrof een betaling, die nodig was om in de procedure met Plassania een (deel)regeling te treffen. Echter door het faillissement van Plassania is de voorschotbetaling nooit terugbetaald. Om die reden is het voor Oubaha een schadepost geworden die hij, op grond van het onrechtmatige handelen van Rabobank terzake, van Rabobank vordert (zie hierna).
Oubaha stelt tevens dat als hij zou hebben geweten dat Rabobank de door hem gevraagde financiering van € 191.000 zou verstrekken door slechts voor vijf dagen een hogere rekening-courantstand toe te staan, hij nooit hiermee akkoord zou zijn gegaan. In die situatie had hij het zelf gefinancierd uit de wekelijkse cashflow van ongeveer € 200.000. De reden om aan Rabobank extra financiering te vragen voor het bedrag van € 191.000 was om meer financiële ademruimte te krijgen. Door slechts voor vijf dagen verruiming te krijgen kwam na die paar dagen zijn liquiditeitspositie nog verder in de knel en was hij compleet afhankelijk geworden van Rabobank.
3.2.10Oubaha stelt dat in juni 2009 reeds voor de financiering van € 1.800.000 was getekend en hij vervolgens op grond daarvan, begonnen is met allerlei voorbereidingen te treffen, zoals het aanvragen van vergunningen en het inschakelen van architecten. Op 24 november 2009 heeft hij Rabobank om een additionele kredietfaciliteit van minimaal € 1.500.000 gevraagd, dus naast de reeds overeengekomen financiering van € 1.800.000. Naar aanleiding daarvan heeft Oubaha op verzoek van Rabobank zijn account manager en een horecaspecialist (de heer [naam medewerker bank]) op 28 december 2009 rondgeleid langs zijn horecabedrijven. Vervolgens heeft Rabobank hem op 4 januari 2010 gevraagd om nadere gegevens te verstrekken. Oubaha stelt dat Rabobank tot dan toe op geen enkele wijze aan hem kenbaar heeft gemaakt dat zij haar relatie met Oubaha tegen het licht wilde houden en mogelijk wilde beëindigen en Rabobank bovendien wist dat hij in januari 2010 met de verbouwing van drie bedrijven zou beginnen. Oubaha mocht er dus vanuit gaan dat de financiering van € 1.800.000 niet meer ter discussie stond.
3.2.11Oubaha stelt dat uit voorgaande stellingen volgt dat Rabobank ten onrechte niet is overgegaan tot de uitkering van de overeengekomen € 1.800.000 en dit als een domino-effect heeft gewerkt voor de verslechtering van zijn financiële situatie. Vooral zijn toch al krappe liquiditeitspositie, die bij Rabobank bekend was, kwam daardoor direct onder nog grotere druk te staan. Om die reden werd hij ook min of meer gedwongen om akkoord te gaan met de voor hem zeer ongunstige voorwaarden voor een aanvullende financiering die Rabobank hem in april 2010 oplegde. Oubaha stelt dat, nadat hij om de extra financiering van € 191.000 had gevraagd in verband met de Plassania-procedure, Rabobank kennelijk was geschrokken en hem aan Bijzonder Beheer heeft overgedragen. Vanaf dat moment was zijn sinds 1998 opgebouwde relatie met Rabobank binnen twee weken verdwenen, kreeg hij met andere mensen te maken en werden alle deuren dichtgegooid. Dit terwijl door de betaling van € 191.000 zijn positie alleen maar werd verbeterd en hij steeds open met Rabobank over deze afspraak in de Plassania-procedure heeft gecommuniceerd.
3.2.12Nadat Oubaha een nieuwe investeerder had gevonden, heeft hij in maart 2011 Rabobank toestemming gevraagd om twee tijdelijk gesloten zaken te verbouwen tot één zaak met behulp van een nieuwe financier. Rabobank heeft bij brief van 31 maart 2011 (productie 14 bij inleidende dagvaarding) hiervoor toestemming verleend, maar de voorwaarden waaronder waren zodanig onredelijk dat hij daarmee niet akkoord is gegaan. Dit terwijl het ging om een kapitaalsinjectie van € 600.000 die Oubaha via zijn leveranciers (Vrumona) had bedongen, zonder dat Rabobank daarbij haar zekerheden zou verliezen.
Nadere besprekingen hebben geleid tot een aangepast voorstel bij brief van 6 juni 2011 (productie 15 bij inleidende dagvaarding). Besloten werd om de resultaten van de Vierdaagsefeesten af te wachten en een bespreking te plannen op 24 augustus 2011. Tijdens die bespreking heeft Rabobank de financieringsovereenkomst mondeling opgezegd en nadien bij brief van 30 augustus 2011 schriftelijk bevestigd (productie 16 bij inleidende dagvaarding). Oubaha stelt dat hij hierdoor volledig werd overvallen.
3.2.13Na de opzegging op 30 augustus 2011 heeft Rabobank direct het rekening-courantkrediet gekort van € 800.000 naar € 400.000. Na tussenkomst van Verheij is de opzeggingstermijn verlengd tot 31 juli 2012. Hiertoe heeft Verheij een borgstelling van € 450.000 moeten afgeven. Oubaha heeft onder druk van de opzegging toegezegd dat met ingang van 1 maart 2012 € 50.000 per maand op het rekening-courantkrediet zou worden afgelost. Hierdoor werd de toch al onder druk staande liquiditeitspositie verslechterd en was Oubaha genoodzaakt de beschikbare liquiditeiten aan te wenden voor de aflossing van het rekening-courantkrediet. Oubaha stelt dat de liquiditeitskrapte werd veroorzaakt door de voorwaarden die Rabobank stelde, waardoor het ook voor hem onmogelijk werd om uit de liquiditeitsproblemen te komen. Voorts heeft Rabobank in strijd met ter zake gemaakte afspraken in verband met de aflossing van de financiering van het vastgoed (€ 1.520.000) een boeterente van € 133.944 in rekening gebracht wegens het vervroegd aflossing van deze lening.