Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“de opbrengsten uit de exploitatie van de vinding”naar dezelfde verhouding zouden verdelen.
“[naam bedrijf] will pay (…) to INVENTORS, jointly and not individually, a royalty equal to (…) (1,00%) of the Net Sales Price for each Sale by [naam bedrijf] of a Royalty-Bearing Product up to a total amount of (…) ($ 525,000; hereinafter ‘First Royalty Cap’) (…). In the event the First Royalty Cap is reached less than (…) (5) years from the Effective Date of this Agreement, the First Royalty Cap shall be increased by (…) $ 400,000 (…) to a Second Royalty Cap of a total amount of (…) $ 925,000 (…). In the event the First Royalty Cap is not reached within five years but is attained within (…) (8) years of the Effective Date of this Agreement, the First Royalty cap shall be increased by (…) $ 200,000 (…).”
"One-time Payment (…) Counted as pre-paid royalty and accrued towards Royalty"van respectievelijk $ 55,000, $ 35,000 en $ 35,000 en pas jaren later verdere royalties overgemaakt aan [geïntimeerde], alles ter verdeling met [appellant] , [naam onderzoeker] en [betrokkene].
“The monopolar tissue ablation device(monopolaire pen, hof)
marketed by [naam bedrijf] (…) is not a Royalty-Bearing Product, als defined in article I.C, above.”
heeft het standpunt van [naam bedrijf] inzake de beperkte reikwijdte van het patent laten verifiëren door octrooibureau Exter Polak. Dit bureau bevestigde in een mondeling advies aan cliënt het standpunt van [naam bedrijf]. De heer [naam] van Exter Polak heeft in een mondeling overleg aan cliënt uitgelegd dat de letterlijke tekst van het patent zodanig was opgesteld, dat er geen mogelijkheden bestonden om het monopolaire product onder het patent te laten vallen. Hij adviseerde het standpunt van [naam bedrijf] te aanvaarden. In een aangetekend schrijven aan uw cliënt van 20 april 2002 is dit onderwerp aan de orde gesteld en is een voorstel gedaan. Tevens werd een uitnodiging gedaan voor een bijeenkomst. Op geen van deze zaken heeft uw cliënt( [appellant] , hof)
gereageerd. Het staat uw cliënt uiteraard vrij om een andere mening te hebben en met [naam bedrijf] daarover de discussie aan te gaan. Cliënt ziet daar echter geen heil in. (…)
“Dr. Sie Agreement Summary”aangeleverd waarin zij de aan [geïntimeerde] betaalde bedragen ad in totaal $ 725.000 heeft opgenomen (naast de drie One-time Payments nog een Royalty Payment op 30 juli 2007 van $ 500.000 en een Royalty Payment-Final op 5 december 2008 van $ 100.000; zie productie E-6 bij akte van [geïntimeerde] na tussenvonnis van 14 augustus 2013). Bij afrekening van 15 juli 2009 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] bericht dat deze nog recht had op € 148.885,65 (zie Hauw Sies afrekening, productie 3 bij conclusie van antwoord) onder aftrek van advocaatkosten ad € 13.119,14. Het saldo hiervan heeft [geïntimeerde] in de loop van juli 2009 aan [appellant] overgemaakt. Bij brief van 14 januari 2010 heeft (de advocaat van) [appellant] bezwaar gemaakt tegen de totale afrekening en aanspraak gemaakt op een aanvullende betaling van in totaal € 38.235,84.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vorderingen
“Dr. Sie Agreement Summary”van 13 juli 2009 heeft verantwoord aan en gedeeld met [appellant] , zodat deze € 148.885,65 minus € 4.591,70 plus uiteindelijk nog eens € 24.626,36 heeft ontvangen. Dat mag zo zijn en het werpt een licht op de wijze waarop [geïntimeerde] de beslissing om uiteen te gaan in relatie tot de overeenkomst van 13 maart 1997 (zie 2.1) heeft opgevat, maar niet blijkt dat het hier gaat om een extra einduitkering in verband met het dispuut over de monopolaire pen, zodat deze nog conform die overeenkomst verdeeld moest worden. Eerst bij gelegenheid van de comparitie na de memorie van antwoord in hoger beroep heeft [geïntimeerde], na uitvoerige ondervraging door het hof, uiteengezet dat de door hem met [naam bedrijf] gesloten deal hierin bestond dat [naam bedrijf], ondanks de achterblijvende omzetten, aanvaardde ervan uit te gaan dat de in artikel III paragraaf G van de licentieovereenkomst genoemde licentievergoeding was volgelopen voor de First Royalty Cap(acity) van $ 525,000 en nog een Royalty Payment-Final van $ 100,000. [appellant] heeft steeds gemotiveerd betwist dat hierin een afkoopsom was gelegen; volgens hem betrof het een normale afrekening.
5.De slotsom
€ 2.026,50(3,5 punten x tarief III)
€ 704,00
€ 948,00(1,5 punt x appeltarief I)