Uitspraak
[appellante],
Dokterswacht,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
a) de te ondernemen activiteiten;
De wijze van optreden door [appellante] vormt mede een risico voor de huisartsen voor wie wordt waargenomen. Immers patiënten zouden zich door een dergelijke opstelling niet voldoende durven of kunnen uitspreken over hun klachten, of zouden zelfs zorg kunnen gaan mijden."
Op1 december 2011heeft de inspectie een gesprek gevoerd met de huisarts om haar reactie te vernemen op het onderzoek van de Dokterswacht Friesland en de uitspraak van de Landelijke Commissie van Advies.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep
Het modelprotocol dient uiteraard aan de situatie van de betreffende huisartsenpost en huisartsendienstenstructuur (HDS) te worden aangepast.
grieven III tot en met Vrichten zich alle tegen de conclusie van Dokterswacht, die door de rechtbank is overgenomen, dat [appellante] een disfunctionerende huisarts is in de zin van het Protocol. Daarvan is sprake bij een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin een patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de desbetreffende arts niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen. Volgens het Protocol kan disfunctioneren ook bestaan uit een gebrekkige samenwerking met andere aangesloten artsen, maar in deze zaak staat voldoende vast dat er op dat gebied geen problemen waren tussen [appellante] en de artsen voor wie zij waarnam. In het Protocol is ook het zich niet houden aan de samenwerkingsovereenkomst aangemerkt als disfunctioneren, maar het hof legt die bepaling zo uit dat dit geen zelfstandige grond voor de aanduiding disfunctionerende huisarts is en dat dit alleen ziet op de zorgaspecten voor de patiënt. Als de (waarnemend) huisarts op de locaties van de Dokterswacht ernstig onhygiënisch te werk gaat, dan hangt de overtreding van de samenwerkingsovereenkomst wel samen met het verlenen van goede zorg, maar als de boekhoudkundige bepalingen worden overtreden, dan kan dat mogelijk wel anderszins - zeker bij fraude - tot ogenblikkelijke beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst leiden, doch niet op de grondslag dat sprake is van een disfunctionerende huisarts in de zin van het Protocol.
grief IV, voor zover die zich tegen de het meewegen van het oordeel van de Kwaliteitscommissie keert, feitelijke grondslag ontbeert. Bij het advies van de LCA past naar 's hofs oordeel een voorbehoud ten aanzien van de selectie van de warnemingsrapporten waarop dit advies is gestoeld. Uit het advies van de LCA blijkt overigens niet dat in de geselecteerde gevallen de patiëntveiligheid in het geding is geweest. Weliswaar heeft [appellante] niet altijd volgens de SOEP-methode gerapporteerd, maar, zoals ook uit het in haar opdracht uitgevoerde onderzoek van [G] , voormalig huisartsenopleider aan de Rijksuniversiteit Groningen volgt, voldoen de waarneemrapporten aan hun primaire doel: de volgende dokter krijgt goede informatie voor het medisch handelen en kan daar weer mee verder (prod. XVIII zijdens [appellante] ). Dokterswacht heeft onder 5.12 van haar memorie van antwoord aangevoerd dat de mening van [G] dat de gebrekkige wijze van verslaglegging door [appellante] geen problemen voor de opvolgende arts op de patiënt opleverde, niet te delen. Volgens Dokterswacht is dit wel degelijk het geval geweest, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij gaat. In dit verband is ook van belang dat de IGZ, die na ingelicht te zijn, geen reden zag om te oordelen dat de door [appellante] geboden zorg een situatie opleverde die voor de veiligheid van patiënten of de gezondheidszorg een ernstige bedreiging kon betekenen.
grieven IV en Vterecht voorgedragen en deelt het hof niet de conclusie van Dokterswacht en de rechtbank dat [appellante] moet worden aangemerkt als een disfunctionerende huisarts inde zin van het Protocol, zoals dat hiervoor onder 5.9 door het hof is uitgelegd. Uit het navolgende zal blijken of dit [appellante] ook baat.