Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Akte van vordering" opgemaakt. Daarin hebben zij vastgelegd dat [assurantiekantoor] aan laatstgenoemde vennootschappen op 16 oktober 2004 een geldlening heeft verstrekt van € 145.000,- tegen een jaarlijkse rente van 5%, welke lening afloopt op 1 oktober 2007; zij is eerder direct opeisbaar in, kort gezegd, dezelfde gevallen als genoemd onder 3.6. (Geldlening 2).
"als
: "Formeel hebben wij nog geen overeenkomst
) heeft mij uitdrukkelijk te kennen gegeven GEEN rechtstreeks contact met hem op te nemen, anders zou ik hem wel hebben geïnformeerd. (… )
dat jij contact wil met zijn zaakwaarnemer. Hij zou er zijn
de volledige radiostilte bij alle aandeelhouders,
de actuele stand van zaken met betrekking tot de
) (...) constateert dat 60% van het geplaatste kapitaal der vennootschap ter vergadering vertegenwoordigd is, zodat de vergadering rechtsgeldige besluiten kan nemen, mits met algemene stemmen.
Agendapunt 2. Mededelingen
- de directeur te ontslaan, terwijl hij al heeft aangegeven dit te willen (…),
- de directeur zijn aandelen af te nemen, terwijl hij ze nota bene heeft aangeboden aan de andere aandeelhouders, die daarop niet gereageerd hebben; deze verkoop zal binnenkort plaatsvinden aan een door hem te bepalen koper,
- de verkoop en levering van de aandelen in de dochtermaatschappijen ongedaan te maken. (...)"
In 2010 heeft u de geldleningen die [ [appellante] ] aan [ [Holding B.V. geintimeerden] ] heeft verstrekt, overgenomen alsmede heeft u zich beiden hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de voldoening van de overgenomen schulden. (. ..) Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende e-mails en concepten notariële akte De laatste versie van de conceptakte is op I april 2010 opgesteld (...)
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.Bevoegde rechter en toepasselijk recht
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 2. [appellante] stelt dat [geïntimeerden] de uit de geldleningen voortvloeiende schulden dienen te betalen, althans aansprakelijk zijn voor het feit dat [Holding B.V. geintimeerden] dit niet doet en geen verhaal biedt. Daartoe heeft zij de volgende grondslagen aangevoerd.
grief 1gericht.
grief 3(mvg 25 tot en met 29) gericht.
- het presenteren van onjuiste cijfers waardoor de slechte financiële situatie werd verhuld en de schijn van kredietwaardigheid c.q. bestaansrecht werd gewekt, in welk verband ook een beroep is gedaan op artikel 2:249 BW (mvg 47 e.v.);
- gebrekkige administratie;
- het niet voldoen aan de deponeringsplicht (mvg 53 tot en met 55);
- het niet melden van betalingsonmacht (mvg 56 tot en met 58).
grief 2bespreken. In de toelichting op die grief wordt niet het oordeel van de rechtbank bestreden dat [appellante] en de curator in het faillissement van [assurantiekantoor] weliswaar zijn overeengekomen dat de vorderingen uit die geldleningen ten belope
ter hoogte van € 118.447,-, respectievelijk € 143.958,- derhalve in totaal € 262.405,-".
grief 1bespreken, die opkomt tegen de verwerping van de primaire grondslag: het beroep op schuldoverneming. Het gaat hier om de stelling van [appellante] dat zij met [geïntimeerden] is overeengekomen dat zij de schulden van [Holding B.V. geintimeerden] uit hoofde van geldleningen 1, 2 en 3 zouden overnemen. [geïntimeerden] stellen zich op het standpunt dat daar wel over is gesproken, maar dat partijen nimmer tot overeenstemming zijn gekomen, mede omdat [appellante] het belang er niet meer van inzag toen was gebleken dat
De notaris blijft hangen op het feit dat de huidige omzetting geen duidelijke positieverbetering voor ( [appellante] ] is. Het verstrekken van een privé aansprakelijkheid door jullie levert momenteel meer nadelen op voor [appellante] dan voordelen. Dit komt met name door de wet persoonlijke schuldsanering die ons landje kent en het feit dat er privé geen enkele bezittingen zijn. De enige bezitting die er is wil je niet beschreven hebben, (...)." Dat ondanks dit bezwaar partijen nadien toch tot overeenstemming zijn gekomen (en wanneer dat dan was) is door [appellante] niet (onderbouwd) gesteld. Uit haar stellingen blijkt bovendien dat zij daar zelf ook niet van uitging totdat zij (in 2014) met haar advocaat had gesproken (mvg 12). Ook een hierop toegesneden bewijsaanbod ontbreekt. De grief faalt.
grief 3(mvg 25 tot en met 29) grote delen van de motivering door de rechtbank niet worden aangevallen, zodat het hof die delen voor juist zal houden. Door [appellante] wordt "slechts" betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de waarde van de werkmaatschappijen (de restaurants) niet hoger was dan de preferente vorderingen van de Belastingdienst. [appellante] verwijst daartoe naar een in haar opdracht uitgevoerde taxatie door AW Horecamakelaars (prod. 60 bij mvg) die de waarde van de restaurants op 28 oktober 2010 heeft getaxeerd op € 645.000,-. Voorts stelt [appellante] dat de schuld aan de Belastingdienst na correctie € 664.000,- zou hebben bedragen. Daartoe verwijst zij naar een rapport van fiscalist [fiscalist] (prod. 61 bij mvg), hierna: [fiscalist] . [appellante] stelt verder: "
Met de te ontvangen koopsom hadden de schulden aan de fiscus nagenoeg kunnen worden afgelost. De resterende schuldeisers, waarvan voor meer dan 50% betreffende [appellante] als schuldeiser hadden dan uit hetgeen de debiteuren waarvan [geïntimeerden] veruit de grootste debiteur is met de rekening courant pro rata kunnen worden betaald. Ter incassering van de vordering op [geïntimeerden] had ondermeer de vakantiewoning van [geïntimeerden] in [land] kunnen worden uitgewonnen. De curatoren in het faillissement van [Holding B.V. geintimeerden] hebben dat niet gedaan omdat zij dat te ingewikkeld vonden en zij hebben daarom ook geen nader onderzoek gedaan naar onbehoorlijk bestuur van [geïntimeerden] vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden."
"Er werden betalingen verricht aan diverse leveranciers van de Holding en de werkmaatschappijen alsook aan de Belastingdienst. Er zijn onder meer facturen voldaan van accountantskantoren, deurwaarders en incassobureaus ter voorkoming van faillissement, dat op gezamenlijk verzoek van het UWV en de belastingdienst was aangevraagd, en ter opheffing van beslagen."
"Productie 49: overzicht van rechtstreekse betalingen door [appellante] en [assurantiekantoor] van vorderingen op de Holding uit de administratie van de Holding t/m 30 juni 2006 ( [geïntimeerde 1] )."
vorderinghadden op [Holding B.V. geintimeerden] . Het ligt op de weg van [appellante] haar stellingen te onderbouwen, temeer nu tijdens de pleidooien onweersproken is gesteld dat [bestuurder] na opheffing van de faillissementen bestuurder is geworden van [Holding B.V. geintimeerden] en uit dien hoofde de administratie van de curator heeft ontvangen of zou kunnen ontvangen. Voor omkering van de bewijslast, zoals door [appellante] bepleit, ziet het hof geen aanleiding. De stelling van [appellante] dat de rekening-courantschuld in de periode 2007-2011 moet zijn gestegen met een bedrag gelijk aan dat waarmee in dezelfde periode de belastingschuld is gestegen, is niet meer dan een aanname, die iedere onderbouwing mist. Daarbij spreekt [appellante] zichzelf tegen waar het gaat om de hoogte van de bedragen, nu zij uitgaat van een belastingschuld van € 790.000,- terwijl zijzelf betoogt dat die schuld in werkelijkheid (na normalisatie) € 664.880,10 zou bedragen. Feit is dat in de faillissementsverslagen door de curator geen melding wordt gemaakt van een rekening-courant vordering op [geïntimeerden] (overigens ook niet van een rekening-courant schuld), zodat deze naar het oordeel van het hof niet vaststaat. Een daarop toegesneden bewijsaanbod is door [appellante] niet gedaan.
jegens die schuldeiseronrechtmatig heeft gehandeld en wel zodanig dat hem daarvan persoonlijke een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ook in dit opzicht faalt derhalve grief 3.