Het hof acht aannemelijk en voldoende aangetoond dat [appellant] op de datum van de koop van de auto heeft moeten reizen tussen zijn woonplaats in Zwitserland en de garage van [geïntimeerde] en nadien heeft moeten terugreizen naar zijn woonplaats, waarvan de kosten door Oldenburgs tekortkoming tevergeefs zijn geworden. Dit betekent dat de posten a tot en met d en l in voldoende verband staan met de ontbinding van de koopovereenkomst en aannemelijk voorkomen. Daarbij zal echter wel uitgegaan worden van de kosten voor één persoon. Weliswaar heeft [appellant] tijdens de comparitie van partijen verklaard dat hij vergezeld werd door [persoon 7] , maar er is onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de aanwezigheid van die persoon bij de koop noodzakelijk was en dat kosten gemaakt voor hem ook voor rekening van [geïntimeerde] zouden dienen te komen. Dit betekent dat voor de posten a tot en met d een bedrag van € 377,10 (€ 157,- aan vliegtickets heen en terug, € 115,10 aan hotelkosten, in totaal € 95,- aan taxikosten en € 10,- aan ontbijt) zal worden toegewezen.
Ook de kosten die [appellant] onderweg tijdens zijn rit met de auto heeft gemaakt (posten e tot en met g) staan in voldoende verband met de ontbinding van de koopovereenkomst en komen aannemelijk voor, zodat die tot een bedrag van € 161,50 zullen worden toegewezen (€ 70,- aan telefoonkrediet, € 80,- aan brandstof en € 11,50 aan een maaltijd voor één persoon).
Dat [appellant] kosten heeft moeten maken voor het wegslepen van de auto en het transport vanuit België naar Nederland (post h) is aannemelijk en gestaafd door het overleggen van een factuurvan [garage] (productie 5 bij de inleidende dagvaarding) en staat in voldoende verband met de ontbinding van de koopovereenkomst, zodat het gevorderde bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. Dat [appellant] nog meer kosten heeft moeten maken voor het terugbrengen van de auto vanuit België naar Nederland op 31 januari 2013 (post s, voor een bedrag van € 260,- en de posten q en r, treinkosten) is noch toegelicht noch gestaafd.
Aannemelijk is voorts dat [appellant] kosten heeft moeten maken omdat hij nogmaals (op 21 februari 2013) naar Nederland is gereisd om de auto proberen terug te krijgen. De posten k, m, n, o en p (in totaal € 361,85 waarvan € 147,-aan taxikosten, € 199,85 aan vliegtickets, € 15,- aan maaltijden op Schiphol) staan daarmee in voldoende verband met de ontbinding van de koopovereenkomst en zijn voldoende aannemelijk gemaakt.
[appellant] heeft de posten i en j onvoldoende toegelicht; van deze hotel- en maaltijdkosten is geen factuur overgelegd, zodat deze onvoldoende aannemelijk gemaakt zijn.
Dat [appellant] zijn reis naar Senegal heeft moeten wijzigen als gevolg van het stranden met de auto en dat dit een bedrag van € 120,-heeft gekost (post u) heeft hij onvoldoende toegelicht. De eigen kosten van [appellant] (post t en post w), waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze onder artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vallen, komen op grond van artikel 239 Rv niet voor vergoeding in aanmerking, alleen het salaris en de verschotten van de advocaat, die niet voor integrale en afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen, maar onder de proceskostenveroordeling vallen en worden begroot op grond van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Gesteld noch gebleken is van werkzaamheden die het niveau van artikel 241 Rv te boven gaan. Ook de gerechtelijke kosten en de deurwaarderskosten worden verdisconteerd in de proceskostenveroordeling. De koerierskosten zijn niet gestaafd en onvoldoende toegelicht en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Dit betekent dat een bedrag van € 1.900,45 (€ 377,10 + € 161,50 + € 1.000,- + € 361,85) voor toewijzing in aanmerking komt. Het overigens als schade gevorderde zal worden afgewezen.