Uitspraak
1.Avezaat Staal B.V.,
Avezaat,
Unicum,
Avezaat c.s.,
1.Avodah Management B.V.,
Avodah,
[geïntimeerde2],
Avodah c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
drie grievenkomen Avezaat c.s. op tegen de bewijswaardering door de kantonrechter welke leidt tot het oordeel dat Avodah c.s. is geslaagd in het aan hen opgedragen tegenbewijs. In het voorwaardelijk incidenteel appel stellen Avodah c.s. zich met hun
twee grievenop het standpunt dat de kantonrechter hen ten onrechte hebben opgedragen (tegen)bewijs te leveren. Het hof ziet aanleiding het voorwaardelijk incidenteel appel eerst te bespreken omdat dit de verste strekking heeft. Daaraan doet niet af dat dit appel voorwaardelijk is ingesteld. In de toelichting op die grieven betogen Avodah c.s. dat de kantonrechter in zijn vonnis van 21 augustus 2013 ten onrechte de bewijslast heeft omgedraaid. In zoverre gaan de grieven uit van een verkeerde lezing van genoemd vonnis, omdat de kantonrechter niet de bewijslast heeft omgekeerd maar heeft geoordeeld dat Avezaat c.s. voorshands in het door hen te leveren bewijs geslaagd zijn en dat Avodah c.s. tegenbewijs mogen leveren. In de toelichting op de grieven valt verder te lezen dat Avodah c.s. van oordeel zijn dat Avezaat c.s. niet aan hun stelplicht hebben voldaan en de kantonrechter om die reden ten onrechte tot zijn oordeel omtrent voorshands bewijs is gekomen (memorie van antwoord in het principaal appel/grieven incidenteel appel onder randnummer 50). Het hof zal thans bespreken of Avezaat c.s. aan hun stelplicht hebben voldaan. Dit zal het hof echter bespreken naar de huidige stand van zaken, waarbij derhalve mede wordt betrokken hetgeen na het vonnis van 21 augustus 2013 nog is gesteld en gebleken, inclusief hetgeen door Avezaat c.s. in hoger beroep (ook in de toelichting op het principaal appel) is aangevoerd.
€ 4.800.000,- en dat eerst bij het niet doorgaan van een project in Brussel eind juli 2012 en het afhaken van een overnamekandidaat het inzicht doordrong dat de financiële positie van de onderneming tot een faillissementsaanvraag noopte. Gelet op al die omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat Avodah persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt in de zin van de hiervoor in 5.3 geformuleerde maatstaf. Aldus treedt ook geen aansprakelijkheid van [geïntimeerde2] in via artikel 2:11 BW. Bij gebrek aan voldoende onderbouwing van hun stellingen zullen Avezaat c.s. niet tot (nadere) bewijslevering in hoger beroep worden toegelaten.