In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een aanrijding op 9 oktober 2014. [appellante] had een autoverzekering afgesloten voor haar Mercedes C-klasse, maar na de aanrijding weigerde Achmea een schadevergoeding te betalen, stellende dat [appellante] onjuiste informatie had verstrekt over de toedracht van het ongeval. Het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en behandelt de procedure in hoger beroep, waarin de grieven van [appellante] worden besproken. Het hof concludeert dat Achmea onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [appellante] haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De verklaringen van [appellante] over haar snelheid en de omstandigheden van de aanrijding zijn niet inconsistent genoeg om opzet tot misleiding aan te nemen. Het hof oordeelt dat Achmea ten onrechte de schadevergoeding heeft geweigerd en dat de beëindiging van de verzekeringen onterecht was. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van [appellante] toe, inclusief schadevergoeding en herstel van de verzekeringen.