ECLI:NL:GHARL:2017:3727

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
200.209.613/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in incidenteel hoger beroep toegestaan; beoordeling van de toelaatbaarheid van eiswijzigingen in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellanten] c.s. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een geschil tussen [appellanten] c.s., eigenaren van een perceel, en [geïntimeerde], eigenaar van een naastgelegen perceel met een bouwvergunning. [geïntimeerde] heeft [appellanten] c.s. in kort geding betrokken, omdat hij meent dat zij onrechtmatig handelen door potentiële kopers van zijn bouwperceel af te schrikken. De voorzieningenrechter heeft [appellanten] c.s. verboden om contact te hebben met potentiële kopers en hen een dwangsom opgelegd bij overtreding van dit verbod.

In het hoger beroep hebben [appellanten] c.s. bezwaar gemaakt tegen een eiswijziging van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de eiswijziging van [geïntimeerde] niet in strijd is met de goede procesorde en dat [appellanten] c.s. voldoende gelegenheid hebben om zich te verweren. De rolraadsheer benadrukt dat het wettelijk stelsel het mogelijk maakt dat het hof als feitelijke instantie recht doet op de gewijzigde eis. De eiswijziging van [appellanten] c.s. wordt daarentegen geweigerd, omdat deze niet tijdig is ingediend volgens de strikte regels van het procesrecht. Het hof concludeert dat de bezwaren van [appellanten] c.s. tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] worden verworpen en dat het pleidooi in de hoofdzaak op 20 juli 2017 zal plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.209.613/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/427343 / KL ZA 16-401)
rolbeschikking van 2 mei 2017
in de zaak van

1.[appellant] , en

2.
[appellante],
wonende te [A] ,
appellanten in principaal appel, geïntimeerden in incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. G.C. Kruijswijk, kantoorhoudend te Bergen (NH),
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellant in incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.B.M. Swart, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Bij exploot van 10 februari 2017, waarbij om behandeling als een spoedappel is verzocht, hebben [appellanten] c.s. hoger beroep aangetekend tegen het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna: de voorzieningenrechter).
1.2
Op de eerst dienende dag (21 februari 2017) hebben [appellanten] c.s. de memorie van grieven in principaal appel (met producties) genomen.
1.3
Op de rol van 4 april 2017 hebben [appellanten] c.s. pleidooi gevraagd. [geïntimeerde] heeft een memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel genomen.
1.4
Ter rolle van 18 april 2017 is het pleidooi bepaald op 20 juli 2017. [appellanten] c.s. stonden op de rol van 18 april 2017 voor memorie van antwoord in incidenteel appel, ambtshalve peremptoir. [appellanten] c.s. hebben die rolhandeling niet verricht, waarna ambtshalve akte niet dienen is verleend aan [geïntimeerde] . Op genoemde roldatum hebben [appellanten] c.s. een akte houdende verzet tegen de vermeerdering van eis in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/aanvulling van eis in principaal appel genomen. In deze akte hebben [appellanten] c.s. onder verwijzing naar art. 9.1.7 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) aangegeven ten pleidooie te reageren op de vorderingen in incidenteel appel.
1.5
Ter rolle van 25 april 2017 heeft [geïntimeerde] een akte inhoudende een reactie op het bezwaar tegen een wijziging c.q. vermeerdering van eis genomen.
1.6
De rolraadsheer heeft de rolbeschikking op het verzet tegen de eiswijziging bepaald op heden, te wijzen op het griffiedossier.

2.De beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende.
2.2
[appellanten] c.s. zijn eigenaar van het perceel aan de [a-straat] 32B te [A] , alwaar zij ook wonen. De woning van [appellanten] c.s. staat sinds 2008 te koop.
2.3
[geïntimeerde] is eigenaar van het naastgelegen perceel aan de [a-straat] 34A te [A] . [geïntimeerde] beschikt over een bouwvergunning die (na diverse bestuursrechtelijke procedures) rechtens onaantastbaar is geworden. De bouw van de woning op het perceel van [geïntimeerde] (waarvoor de fundering reeds is aangebracht) dient op last van de gemeente voor 17 november 2019 te zijn voltooid. [geïntimeerde] wil het bouwperceel (inclusief bouwvergunning) verkopen.
2.4
[geïntimeerde] heeft [appellanten] c.s. in eerste aanleg in kort geding betrokken. Volgens [geïntimeerde] handelen [appellanten] c.s. onrechtmatig jegens hem door in woord en gebaar potentiële kopers af te schrikken en aldus de verkoop van zijn bouwperceel te hinderen. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg een aantal vorderingen ingesteld die erop neerkomen dat [appellanten] c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt verboden (a) om contact te hebben met potentiële kopers van het bouwperceel, en (b) om zich onrechtmatig uit te laten over [geïntimeerde] en zijn bouwproject, dan wel anderszins de verkoop van het bouwperceel te frustreren.
2.5
In zijn vonnis van 18 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat [geïntimeerde] minimaal acht dagen voor een bezichtiging [appellanten] c.s. daarvan schriftelijk in kennis stelt. De voorzieningenrechter heeft aan [appellanten] c.s. een verbod opgelegd om met potentiële kopers van het bouwperceel van [geïntimeerde] in contact te treden door woord, geschrift en/of gebaar, digitale communicatiemiddelen daaronder begrepen. Op overtreding van dit verbod heeft de voorzieningenrechter een dwangsom gesteld van € 20.000,- per overtreding tot een maximum van € 100.000,-. Het verbod van de voorzieningenrechter is van kracht totdat het perceel van [geïntimeerde] is verkocht en geleverd, dan wel totdat een termijn van twee jaar na het vonnis is verstreken. [appellanten] c.s. zijn door de voorzieningenrechter in de proceskosten verwezen en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.6
In zijn memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel, heeft [geïntimeerde] zijn eis op de in dat processtuk aangegeven wijze vermeerderd.
2.7
[appellanten] c.s. verzetten zich tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] in hoger beroep, stellende (samengevat) dat de eiswijzing van [geïntimeerde] betrekking heeft op feiten die ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg nog niet hadden plaatsgevonden. Hierdoor rest [appellanten] c.s. slechts één feitelijke instantie om zich tegen de nieuwe vorderingen te verweren. Dit klemt temeer omdat toewijzing van de vorderingen leidt tot een inperking van de vrijheid om een mening kenbaar te maken via een persoonlijke Facebookpagina.
2.8
[appellanten] c.s. hebben bij akte houdende verzet tegen de vermeerdering van eis in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/aanvulling van eis in principaal appel, hun vordering in principaal appel vermeerderd met de vordering (samengevat) dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen [appellanten] c.s. hebben voldaan op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 januari 2017, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.9
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan de appellant in principaal of incidenteel appel de bevoegdheid toekomt zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
2.1
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959).
2.11
De eiswijziging van [geïntimeerde] voldoet aan de in 2.10 vermelde "in beginsel strakke regel", nu [geïntimeerde] de eiswijziging in zijn memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering. [appellanten] c.s. hebben er terecht over geklaagd dat de eisvermeerdering van [geïntimeerde] in strijd met art. 2.10 Lpr niet is vermeld in de kop van de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel, noch in het bijbehorende H-formulier dat door de advocaat van [geïntimeerde] is ingediend. Naar het oordeel van de rolraadsheer zijn [appellanten] c.s. hierdoor niet in hun processuele belangen geschaad, aangezien uit hun akte houdende verzet tegen de vermeerdering van eis in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/aanvulling van eis in principaal appel, genoegzaam blijkt dat zij kennis hebben genomen van de eisvermeerdering van [geïntimeerde] en de grondslag daarvan.
2.12
Waar [appellanten] c.s. stellen dat hun door de eisvermeerdering een feitelijke instantie wordt onthouden, oordeelt de rolraadsheer dat aan het wettelijk stelsel inherent is dat op de gewijzigde eis slechts door het hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend. Ten pleidooie krijgen [appellanten] c.s. immers voldoende gelegenheid om zich adequaat te verweren tegen de gewijzigde vordering van [geïntimeerde] .
2.13
Anders dan [appellanten] c.s. kennelijk menen, is het niet in strijd met de goede procesorde dat [geïntimeerde] in hoger beroep komt met een aanvulling van zijn vordering. Het hoger beroep biedt de appellerende partij immers mede de gelegenheid voor het verbeteren en aanvullen van hetgeen zij zelf bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Ook geldt dat een verandering of vermeerdering van eis (zelfs nadat van grieven of van antwoord is gediend) toelaatbaar kan zijn, indien de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen (HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771). Tegen deze achtergrond bezien kan van een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat als gevolg van de gewijzigde vordering naar het oordeel van de rolraadsheer niet worden gesproken, noch van een substantiële uitbreiding van het te beoordelen feitencomplex.
2.14
In de bezwaren van [appellanten] c.s. ziet de rolraadsheer dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat zij door de eiswijziging van [geïntimeerde] onredelijk in haar verdediging worden bemoeilijkt en/of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. Ambtshalve ziet de rolraadsheer evenmin grond voor een dergelijk oordeel.
2.15
De eisvermeerdering in principaal appel van [appellanten] c.s. voldoet niet aan de in 2.10 vermelde "in beginsel strakke regel", nu deze eerst bij akte houdende verzet tegen de vermeerdering van eis in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering/aanvulling van eis in principaal appel is ingediend. Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt, of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog zodanige verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden. Voorts kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat - indien dan nog mogelijk - een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen (HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064). Een dergelijk uitzondering doet zich hier niet voor, zodat de eisvermeerdering in principaal appel van [appellanten] c.s. door de rolraadsheer ambtshalve zal worden geweigerd.
2.16
De conclusie luidt dat de bezwaren van [appellanten] c.s. tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] zullen worden verworpen. Het hof zal in incidenteel appel derhalve recht doen op de gewijzigde eis van [geïntimeerde] . De eiswijziging van [appellanten] c.s. in principaal appel wordt geweigerd, zodat in principaal appel recht gedaan zal worden op de vordering zoals geformuleerd in de memorie van grieven in principaal appel.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwerpt de bezwaren van [appellanten] c.s. tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] in incidenteel appel;
weigert de eiswijziging van [appellanten] c.s. in principaal appel;
verstaat dat het pleidooi in de (hoofd)zaak plaatsvindt op donderdag 20 juli 2017.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 2 mei 2017 in bijzijn van de griffer.