ECLI:NL:GHARL:2017:3537

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
200.133.225
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake pachtovereenkomst en voortzetting comparitie van partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2017 arrest gewezen in een hoger beroep betreffende een pachtovereenkomst. De appellant, [A], trad op als executeur van de nalatenschap van de overleden erflaatster, en vertegenwoordigde de erfgenamen in deze procedure. De partijen hebben geprobeerd een schikking te treffen, maar dit is mislukt. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de comparitie van partijen voort te zetten. De appellant heeft in zijn akte verslag gedaan van de onderhandelingen en geconcludeerd dat de geïntimeerde, [geïntimeerde 1], niet serieus bereid is om het gepachte te verwerven. De erfgenamen hebben onderhandeld met de geïntimeerde, maar er is geen resultaat geboekt. De geïntimeerde heeft in zijn antwoordakte aangegeven dat hij nog mogelijkheden ziet voor een schikking, maar het hof oordeelt dat er onvoldoende basis is voor een voortzetting van de comparitie. Het hof heeft partijen gelast om het volledige procesdossier in te brengen, aangezien het eerdere dossier grotendeels vernietigd is. De beslissing van het hof houdt in dat partijen het procesdossier moeten overleggen en dat verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.133.225/02
(zaaknummer rechtbank Limburg 473216)
arrest van de pachtkamer van 25 april 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van
[A]en de erfgenamen in die nalatenschap vertegenwoordigend,
appellant in het principaal beroep,
geïntimeerde in het incidenteel beroep,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. A. van Weverswijk,
tegen:
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal beroep,
appellant in het incidenteel beroep,
hierna: [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. S.L.G.M. Roebroek.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de aantekening op roldatum 27 december 2016 dat de zaak is hervat na doorhaling,
- de akte van [appellant] ,
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1] .
1.2
Vervolgens hebben partijen aanvullend de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
Het verloop van de op roldatum 18 juli 2016 doorgehaalde procedure met zaaknummer 200.133.225/01 blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 juni 2013,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 februari 2016.
1.4
Nadien hebben partijen een termijn voor beraad gevraagd en gekregen om de mogelijkheden van een minnelijke schikking te onderzoeken. Na herhaaldelijk uitstel is de zaak op roldatum 18 juli 2016 op verzoek van partijen doorgehaald.

2.Debeoordelingvanhethogerberoep

2.1
[appellant] heeft in zijn akte verslag gedaan van de onderhandelingen tussen partijen en concludeert dat [geïntimeerde 1] niet serieus bereid is om het gepachte te verwerven, althans dat daartoe geen mogelijkheden bestaan die overeenstemmen met de belangen van verpachtster, waarmee hij doelt op de overleden [A] . Erflaatster heeft haar erfenis aan drie goede doelen stichtingen, hierna: de erven, nagelaten. De erven hebben onderhandeld met [geïntimeerde 1] , maar partijen zijn niet tot een resultaat gekomen. Naar aanleiding van recente ontwikkelingen heeft [appellant] zijn vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst nader onderbouwd.
2.2
In zijn antwoordakte voert [geïntimeerde 1] aan dat hij nog mogelijkheden ziet voor een schikking en dat het hof destijds, ten tijde van de zitting op 18 februari 2016, de mogelijkheid heeft opengelaten voor partijen een voortzetting van de comparitie te verzoeken.
2.3
Het hof oordeelt als volgt. Het verzoek tot voortzetting van de comparitie is niet eenparig geschied. Bovendien ziet het hof op basis van hetgeen [geïntimeerde 1] heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor de mogelijkheid van een schikking. Partijen hebben na de comparitie onderhandeld. [geïntimeerde 1] heeft na een bespreking met de erven een voorstel voorgelegd met twee opties. Beide opties waren voor de erven niet acceptabel wat zij met redenen omkleed hebben laten weten.
2.4
Op grond van hetgeen ter zitting is besproken en de aktes is thans onvoldoende aannemelijk dat [geïntimeerde 1] in staat is om de erven voldoende tegemoet te komen in hun belangen en wensen. Zo is gesteld noch gebleken dat hij op eigen kracht de aankoop van de gepachte gebouwen tot een bedrag van € 250.000 kan financieren; de erven zullen in elk geval niet bijdragen aan die financiering. Verder is ter zitting besproken dat de erven voor de gronden slechts een geliberaliseerde overeenkomst wensen te sluiten met [geïntimeerde 1] . Daaruit vloeit voort dat, indien [geïntimeerde 1] de gronden (later) wenst aan te kopen, deze naar de waarde in onverpachte staat zullen worden getaxeerd.
2.5
Een en ander leidt tot de conclusie dat er onvoldoende gronden zijn voor voortzetting van de comparitie.
2.6
Het hof zal ten gronde arrest wijzen. Op de rol van onderhavige zaak is partijen abusievelijk verzocht slechts aanvullend te fourneren, terwijl het procesdossier van de zaak met zaaknummer 200.133.225/01 na de doorhaling is gearchiveerd en daarmee grotendeels vernietigd.
2.7
Het hof zal partijen gelasten de volledige procesdossiers (de eerste aanleg en het hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.133.225/01) alsnog over te leggen. Daarbij geldt dat [geïntimeerde 1] de stukken van het hoger beroep reeds heeft overgelegd zodat hij kan volstaan met het overleggen van de stukken uit de eerste aanleg.
Slotsom
2.8
Partijen dienen het procesdossier in het geding te brengen. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
draagt partijen op om op roldatum
9 mei 2017het volledige procesdossier in kopie aan het hof over te leggen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, E.B. Knottnerus en L.M. Croes en de deskundige leden mr. E. Oostra en ir. J.H. Jurrius, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.