Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[A/erflaatster]en de erfgenamen in die nalatenschap vertegenwoordigend,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“Verpachter verleent opkomende pachter ontheffing van zijn bewoningsverplichting tot 15 maart 2006, tot welk tijdstip de tot het gepachte behorende woning bewoond zal blijven door afgaande pachter en/of diens echtgenote. In tegenstelling tot voornoemd tijdstip eindigt de ontheffing in ieder geval binnen 3 maanden nadat afgaande pachter alsmede diens echtgenote zijn verhuisd dan wel zijn komen te overlijden.”
“In aansluiting op de bespreking (…) kan ik u hierbij het volgende berichten.Besloten is om de gebouwen en de grond aan de [straat] te [plaats] op dit moment niet te verkopen.Overwogen wordt eerst een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden de bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse te vervangen door niet-agrarische bebouwing.De huidige bewoning van de bungalow door Uw ouders kan in deze situatie derhalve voorshands ongewijzigd worden voortgezet.Het verdere gebruik van het bouwland kan – voor zover niet voor andere doeleinden benodigd – op basis van een eenmalige pachtovereenkomst worden geregeld.Om deze uitgangspunten te kunnen realiseren, dient de thans bestaande pachtovereenkomst per 15 maart 2012 formeel beëindigd te worden.(…)Aangezien een eventuele opzegging vòòr 15 maart a.s. uitgevoerd dient te worden, verneem ik graag een deze dagen of nader overleg voor een minnelijke beëindiging op korte termijn mogelijk is.”
“De situatie dat de hoeve niet door u zelf als pachter wordt bewoond, is ultimo 15 maart 2012 een grond voor beëindiging zoals bedoeld in artikel 7:370 lid 1 sub a B.W., althans brengt een redelijke afweging van de belangen met zich mee dat de pachtovereenkomst dient te eindigen, één en ander als bedoeld in artikel 7:370 lid 1 sub c B.W.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.Debeoordelingvanhethogerberoep
In tegenstelling tot voornoemd tijdstip eindigt de ontheffing in ieder geval binnen 3 maanden nadat afgaande pachter alsmede diens echtgenote zijn verhuisd dan wel zijn komen te overlijden.”betreft, sluit het hof zich aan bij rov. 4.5 van het vonnis in eerste aanleg. [geïntimeerde] heeft geen andere of nieuwe feiten gesteld die een ander licht op deze zin kunnen werpen. Sedert 15 maart 2006 heeft erflaatster kennelijk gedoogd dat – niet [geïntimeerde] maar – zijn ouders in de boerderij woonden, mede in het licht van de mogelijke toekomstscenario’s voor het gepachte in die tijd. Eén daarvan was dat [geïntimeerde] het gepachte zou kopen. Nadat de onderhandelingen over aankoop door [geïntimeerde] in 2010 op niets uitliepen en na het overlijden van erflaatster heeft haar rentmeester de brief van 7 februari 2011 geschreven. In die brief staat met zoveel woorden dat, zolang onderzocht wordt of bestemmingswijziging kan plaatsvinden, voorshands ingestemd wordt met bewoning door de ouders. Deze voorshandse instemming is gesteld onder de voorwaarde dat de pachtovereenkomst per 15 maart 2012 wordt beëindigd en de grond nadien geliberaliseerd wordt verpacht. In die brief heeft de rentmeester [geïntimeerde] verzocht minnelijk in te stemmen met die beëindiging maar kennelijk, begrijpt het hof, heeft [geïntimeerde] daarmee niet ingestemd. Daarna is de overeenkomst tegen voormelde datum opgezegd.
“De situatie dat de hoeve niet door u zelf als pachter wordt bewoond, (…) ultimo 15 maart 2012 een grond voor beëindiging [is]”. Op grond hiervan is geen sprake meer van instemming of gedogen van de zijde van de verpachter van het tekortschieten van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft bovendien niet vrijwillig aan de in de brief van 7 februari 2011 gestelde voorwaarden voldaan. Hij heeft evenmin de agrarische woning na die brieven en vóór 15 maart 2012 betrokken en het hof acht onvoldoende aannemelijk (gemaakt) dat hij dat alsnog zal doen (voor zover al van belang). Het tekortschieten in zelfbewoning levert niet alleen een beëindigingsgrond maar ook een ontbindingsgrond op. Daarom is de primair gevorderde ontbinding toewijsbaar.
€ 73
€ 1.356(3 punten x tarief II)
€ 299
€ 2.682(3 punten x tarief II)
5.De beslissing
€ 3.073,82.