Uitspraak
[appellant],
1.Kratos Holding B.V.
Kratos,2. [geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 2] ,geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen:
Kratos c.s.,
advocaat: mr. J. Stoker, kantoorhoudend te Leeuwarden.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Grief 1richt zich tegen de zinsnede in rov. 2.4. "
Bij de onderhandelingen is tevens de heer [X] (de boekhouder van LCC) aanwezig geweest."Het hof zal hier bij de beoordeling van de grieven nader op terugkomen. Voor het overige is er tegen de vaststelling van de feiten geen grief gericht en is ook niet anderszins gebleken dat de vaststelling onjuist is. Voor zover het hof deze feiten in hoger beroep van belang acht, en tevens rekening houdend met hetgeen verder is komen vast te staan, gaat het daarmee om het volgende.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1).
" [X] , die registeraccountant is, is de hele dag bij de onderhandelingen aanwezig geweest"(zie proces-verbaal rechtbank d.d. 9 januari 2015). [appellant] heeft tijdens die comparitie verklaard dat de ondertekening van de overeenkomst heeft plaatsgehad in het bijzijn van [X] - de toenmalige boekhouder - en [Q] . Hieruit volgt dat de onderhandelingen, die op de dag van de ondertekening van de overeenkomst hebben plaatsgehad, en de ondertekening van de overeenkomst in bijzijn van [X] hebben plaatsgevonden, maar niet wat zijn rol is geweest. [geïntimeerde 2] heeft daarover verklaard dat [X] is opgetreden als degene die uitleg kon geven over de cijfers van LCC.
"Langfristige Schulden". [appellant] heeft steeds gesteld dat hij bij verkoop van de aandelen minstens het bedrag van de lening terug wilde ontvangen, maar ook dat Kratos c.s. niet bereid waren dit bedrag te voldoen. Dit heeft zijn weg gevonden, zoals door beide partijen wordt onderschreven, in de artikelen 5 en 6, waarin is bepaald in welke gevallen
"de vordering, die [appellant] heeft op LCC sa ad (afgerond) € 37.000,- aan [appellant] uitbetaald zal worden".Op geen enkele wijze wordt hier een koppeling gemaakt tussen de koopsom van de aandelen en het bedrag van € 37.000,- als nabetaling op die koopsom. Er wordt immers gesproken over de vordering die [appellant] op LCC heeft. Uit de tekst van de artikelen 5 en 6 volgt verder dat de vordering van [appellant] op LCC voorwaardelijk is gemaakt, niet dat [appellant] afstand heeft gedaan van zijn vordering op LCC. Anders dan [appellant] ingang wil doen vinden is deze uitleg van die bepalingen niet onwaarschijnlijk. Kratos c.s. waren immers niet bereid om een koopprijs van € 37.000,- te voldoen en [appellant] had meer belangen bij de aandelenoverdracht dan terugbetaling van de door hem verstrekte lening. Hij wenste een dienstverband tot zijn 65e om zijn pensioenaanspraken veilig te stellen en hij wilde, zoals hij ter comparitie bij het hof heeft verklaard, voortzetting van de onderneming om de werkgelegenheid behouden.
Door [X] zou dan, na de overdracht, de schuld van LCC aan [appellant] omgezet worden in een schuld aan Kratos. Deze schuld zou dan in aandelenkapitaal worden omgezet. Dit zou worden uitgewerkt in een nadere overeenkomst.(…)"maar naar het oordeel van het hof biedt deze verklaring onvoldoende grond om tot een ander oordeel te komen. Daarvoor is redengevend dat [Q] deze omzetting in zijn derde verklaring voor het eerst en in strijd met zijn eerdere verklaringen noemt en zijn uitspraak op geen enkele wijze steun vindt in de tekst van de overeenkomst of in overige feiten en omstandigheden. Daarbij komt dat die nadere uitwerking niet heeft plaatsgevonden en dat hieraan in de overige correspondentie niet wordt gerefereerd. Ter gelegenheid van de comparitie bij het hof heeft [appellant] verklaard dat hij er vanuit ging dat hij € 37.000,- betaald zou krijgen, maar [appellant] kon desgevraagd niet nader duiden van wie hij die betaling zou moeten ontvangen, meer in het bijzonder niet of betaling door de koper van de aandelen, haar bestuurder of door LCC zou plaatsvinden. Ook hieruit kan niet volgen dat Kratos of [geïntimeerde 2] zich hebben uitgelaten over overname van de schuld van LCC aan [appellant] .
"Dat het de bedoeling was dat er door [geïntimeerde 2] /Kratos een (aanvullende) koopsom zou worden betaald van € 37.000,- ter verkrijging van de aandelen in LCC."Het tweede gedeelte van het bewijsaanbod luidt:
"het feit dat er nog een vordering op LCC zou resteren na overname, niet met zich brengt dat er geen vordering uit hoofde van koopsom op [geïntimeerde 2] /Kratos zou bestaan."Dit bewijsaanbod wordt gepasseerd. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat hij naast de terugbetaling van de lening (onder voorwaarden) sowieso ook nog een nabetaling op de koopsom zou ontvangen.
"dat [geïntimeerde 2] en Kratos beiden aangesproken kunnen worden voor de nakoming van de overeenkomst"ligt besloten in het oordeel dat Kratos c.s. geen schuldenaren zijn geworden van [appellant] en [appellant] geen feiten en omstandigheden hebben aangeboden te bewijzen die tot een ander oordeel kunnen leiden.