ECLI:NL:GHARL:2017:2854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
16/00265
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en objectieve voordeelsverwachting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland met betrekking tot aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013. De rechtbank had geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende in het kader van zijn onderneming geen bron van inkomen vormden, omdat er geen objectieve voordeelsverwachting was. Belanghebbende had in 2012 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.239 opgegeven, maar de inspecteur handhaafde de aanslag. In hoger beroep stelde belanghebbende dat hij mocht uitgaan van een toekomstige winstgevendheid van zijn activiteiten, mede gezien de investeringen en samenwerkingen die hij had aangegaan. Het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een objectieve voordeelsverwachting, onderbouwd door de bereidheid van een derde partij om te investeren en de samenwerking met een commercieel bedrijf. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor het jaar 2012 en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 10.543. Voor het jaar 2013 werd de aanslag bevestigd, omdat belanghebbende geen winst had aangegeven. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van de bron van inkomen en de objectieve voordeelsverwachting in belastingzaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 16/00265 en 16/00266
uitspraakdatum:
4 april 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2016 en 4 februari 2016, nummers AWB 15/1562 en 15/1565, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.239. Bij beschikking is € 103 belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.475.
1.4.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2012 en de daarmee samenhangende beschikking belastingrente ongegrond verklaard, het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2013 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag IB/PVV 2013 vernietigd, de aanslag IB/PVV 2013 gehandhaafd en bepaald dat de Inspecteur aan belanghebbende het griffierecht vergoedt.
1.6.
Belanghebbende heeft op 4 maart 2016 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2017 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur [A] , mr. [B] en [C] .
1.8.
Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen.
1.9.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende, geboren [in] 1968 in het Verenigd Koninkrijk, is in de jaren 2012 en 2013 werkzaam geweest bij de [D] . Verder heeft hij een uitkering ontvangen.
2.2.
Sinds 19 mei 2004 is belanghebbende ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder de handelsnaam [E] . De bedrijfsomschrijving van deze eenmanszaak luidt ‘het promoten van de wetenschap en sociale betrokkenheid ten opzichte van Azië, Latijns Amerika en Afrika, d.m.v. het organiseren van wetenschappelijke seminars en evenementen’. De activiteiten van [E] hebben niet tot enige winst geleid. Sinds mei 2008 heeft belanghebbende geen werkzaamheden meer voor [E] verricht.
2.3.
Op 1 oktober 2007 heeft belanghebbende een octrooiaanvraag ingediend bij het European Patent Office voor een door hem ontworpen verstelbare boekenbeschermer c.q. opbergmap met de naam [F] (hierna: het product).
2.4.
In 2008 heeft belanghebbende een reis naar China gemaakt om productontwerpers en fabrikanten te ontmoeten. Verder heeft belanghebbende een prototype van zijn product ontwikkeld en dit prototype gepresenteerd op diverse Europese beurzen.
2.5.
Op 10 november 2008 heeft belanghebbende de handelsnaam [F] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De bedrijfsbeschrijving van [F] luidt ‘ [---] ’.
2.6.
Op 1 november 2009 is belanghebbende een overeenkomst van geldlening aangegaan met [G] BV. Deze geldverstrekker is speciaal opgericht voor het financieel ondersteunen van technostarters binnen het project [H] . Het betreft een achtergestelde geldlening van € 50.000 met een rente van 3%, die binnen 5 jaren na het aangaan van de overeenkomst moet zijn afgelost. Ten behoeve van het verkrijgen van de geldlening is een businessplan opgesteld.
2.7.
Begin 2011 is belanghebbende een samenwerking aangegaan met [I] GmbH (hierna [I] ), een Duitse producent van kunststof opbergartikelen. Eind 2011 zijn belanghebbende en [I] overeengekomen dat [I] de kosten verbonden aan de aanvraag en instandhouding van een octrooi in Duitsland zal voorschieten. Het gaat om een bedrag dat in oktober 2015 is opgelopen tot € 3.031.
2.8.
[I] heeft de eerste [F] -producten begin 2012 gelanceerd op een grote kantoorartikelenbeurs in [J] . In een email van 2 februari 2012 heeft [I] aan belanghebbende geschreven:
“the introduction of our new “ [K] ”-file (item-no. [00000] ) was really a very good success at [J] .
We are considering to hire a special salesman who will introduce this item to retailers and wholesalers. Key-account will be served through our [L] sales office.
Our investment in introduction and acquisition will amount 60.000 € per year.
Our short term target: 200.000 pcs./medium-term 500.000 pcs. p.a.
We act in the conviction that [00000] is suitable to become the new generation of span-folders.
Regarding this very expensive way of domestic and international acquisitions+sales we need a firm basis to work on.
That’s why we suggest a contract in written form referring to item [00000] made from cardboard of plastics comprehending
- our exclusive right of production + distribution in Europe / sublicenses grantes through [I] GmbH to thrid parties included
- our right of production + distribution worldwide
- your right of profit sharing / fee 0,15 € p. pc. sold (plastic) or 0,08 € p. pc. sold (cardboard) or 20% of sublicenses net proceeds
- pay-out of fee after compensation of our expenses for German patent
- duration of the contract 10 years
- our right to opt 2x for prolongation further 10 years through our unilateral declaration
- your obligation to advocate any violation of patent rights, alternatively empowerment of [I] GmbH to act in your place”
2.9.
Op 13 april 2012 heeft [I] belanghebbende laten weten:
“some informations about our activities:
[00000] has just been listed by [M] as well for catalogue-assortment as for webshop. First stock-order has been placed. We assume that this will include listing for Belgium and Slowakian catalogue, too.
It’s a question of time that [N] will follow. I suppose that [00000] will be listed in more than 10 catalogue from autumn 2012.
We have hired a salesman especially for introduction of our new products 2012 to retailers, wholesalers and buying groups. Active acquisition will be trained in April to start from May 2012.
Current sales figures [00000] : 1154 pcs.
Pretty small sales up to now but please consider that we did not start any active campaign.
5. Each file will be equipped with a small leaflet showing the advantages (…)
6. We are developing a frontdesk-display for [00000] with topper showing the benefits.”
2.10.
Op 19 september 2012 heeft [I] geschreven:
“I’ve heard you have called asking for some new infos.
We are ongoing busy on “ [K] ” and have already placed it in several catalogues and dealer’s assortments.
Anyhow things take time – as I told you – and most catalogues will be newly issued on January 2013 only.
Currently we have sold about 2,300 pcs. – not so many but we reckon much more better figures in the near future.
Even if [00000] is much more useful than common span-folders users first have to get to know it. Our strategy is to win users by samples. For example we have agreed on 2 sales campaigns with [M] and [O] -Shop : we will give [00000] as add-on when customers order reaches a certain value.”
2.11.
Op 6 maart 2013 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.543. In verband met de activiteiten van [F] is – rekening houdend met een MKB-winstvrijstelling van € 913 negatief – een bedrag van € 6.696 negatief als belastbare winst uit onderneming in aanmerking genomen.
2.12
In een e-mail van 18 juni 2013 heeft [I] aan belanghebbende geschreven:
“Some instances of our activities:
[M]is selling [00000] through IN and wil take it into the next catalogue (print-out).
[O] -Shopruns campaigns adding [00000] as add-on to customers orders.
[P] e.G.sells [00000] through catalogue and IN to their 600 members (retailers).
We are ongoing busy to place [00000] at the most important POS.
Unfortunately our efforts regarding introducing [00000] through a special salesman serving retailers have failed. For 1 year we have invested salery and expeneses for this guy without any success. Now we have stopped and go for our common way of sales as catalogue listings and IN sales.
Anyhow, current figures are not very impressive:
total sales about 7.000 pcs.
For the time being we will not introduce a cardboard-version because of no advantage in price.”
2.13.
Op 17 september 2013 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2011 en 2012 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012. Het onderzoek is vervolgens uitgebreid met de jaren 2008 tot en met 2010. In het rapport boekenonderzoek d.d. 30 oktober 2013 is onder meer opgenomen:
“2. Beperkingen onderzoek
Voor de jaren 2008 tot en met 2012 heeft het onderzoek zich beperkt tot:
- het beoordelen of uw activiteiten een bron van inkomen vormen voor de heffing van inkomstenbelasting;
- in voorkomend geval de kwalificatie van de bron voor de heffing van inkomstenbelasting (onderneming, dienstbetrekking of overige werkzaamheden);
- het beoordelen van de toegepaste ondernemersaftrek;
- het beoordelen van de in aftrek gebrachte kosten;
- het beoordelen van het ondernemerschap voor de omzetbelasting.
(…)

5.Bron van inkomen

(…)
Ik heb met [belanghebbende] de resultaten uit de activiteiten besproken. De resultaten over de afgelopen jaren geef ik hieronder.
Jaar
opbrengst
kosten
Winst voor
ondernemersaftrek
Zelfstandigen
aftrek
MKB-
winstvrijstelling
Belastbare
winst
2012
7.609
-7.609
nee
-913
-6.696
2011
9.6
-9.6
nee
-1.152
-8.448
2010
21.731
-21.731
nee
-2.607
-19.124
2009
16.565
-16.565
9.251
-2.71
-23.106
2008
565
20.387
-19.822
11.131
-3.095
-27.858
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de activiteiten van de afgelopen jaren niet hebben geleid tot een geldelijk voordeel.
Over de jaren 2008 tot en met 2012 is er geen sprake van een bron van inkomen.
(…)
Over de jaren 2009 tot en met 2012 is er geen omzet binnen “ [F] ” gerealiseerd. Belastingplichtige licht toe dat op basis van afspraken met een zakenpartner in Duitsland pas een opbrengst gerealiseerd wordt nadat er 13.000 mappen zijn verkocht. (…) Na de verkoop van 7000 documentmappen (juni 2013) zijn geen documentmappen meer verkocht. Gelet op de afspraken met de zakenpartner (pas opbrengst bij minimale verkoop van meer dan 13.000 mappen vanaf 2009) stel ik mij ook ten aanzien van “ [F] ” op het standpunt dat er objectief gezien redelijkerwijs geen sprake was en is van een voordeelsverwachting.
(…)

7.Aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2008 tot en met 2012

Jaar 2012
Aangegeven inkomen uit werk en woning (box 1) € 10.543
Correctie
€ 6.696
Gecorrigeerd inkomen uit werk en woning (box 1)
€ 17.239
(…)”
2.14.
Op 24 oktober 2013 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen dat de activiteiten van [E] en [F] met ingang van 30 september 2013 zijn gestaakt.
2.15.
Op 21 maart 2014 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.475. Belanghebbende heeft de naam [E] / [F] in de aangifte vermeld, maar geen winst uit onderneming aangegeven.
2.16.
Op 31 mei 2014 is de aanslag IB/PVV 2012 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.239.
2.17.
Met dagtekening 30 juli 2014 is de aanslag IB/PVV 2013 overeenkomstig de aangifte vastgesteld.
2.18.
Tegen de aanslagen IB/PVV 2012 en 2013 heeft belanghebbende bezwaar en beroep aangetekend.
2.19.
In een e-mail van 5 oktober 2015 heeft [I] aan belanghebbende geschreven:
“item-no. [00000]
total sales until September 30, 2015
2012
2013
2014
2015 (1-9)
[00000] -04
1218
1812
2547
1888
[00000] -10
607
497
600
736
[00000] -30
915
1439
879
1351
[00000] -40
869
1746
1945
1742
subtotal
3609
5494
5971
5717
total
20791
fee-calculation : 0,15 € /pc * 20791 pcs = 3118,65 €
Balance (€):
expenses 2834,00
./. VAT 25,65 –
fee per Jun 10, 2015
3118,65 –
310,30 €(fee accrued)”
In verband met de verrekening van de door [I] gemaakte kosten voor de instandhouding van het Duitse octrooi, is dit bedrag op 6 oktober 2015 gecorrigeerd tot € 130,30.
2.20.
In een email van 26 februari 2016 heeft [I] aan belanghebbende geschreven:
“item-no [00000] / patented span folder provides users considerable additional value. The advantage of this product in comparison to common span folders is based on higher capacity and secured storing.
Span folders are mainly distributed by notable brands like Leitz, Elba and Herlitz. It was and still is our target to allure such important players as producers and distributors. Negotiations have been started in 2012 and are still going on. When launching [00000] we reckoned with short-term agreements and contracts but unfortunately we have not been successful yet.
The crucial point is a missing version made from cardboard. We, [I] , are capable in manufactoring folders made from PP-foil – which only have a small share of market – but not in full-automatically produced cardboard-files. For this purpose we need co-operation with an accordingly equipped producer.
Span-folders made from cardboard are used millionwise. Seeing the added value of [00000] it is not an overambitious goal to aim at 250.000 pcs. annual sales equivalent to about 1% market share (Germany only).
According to our experience it takes several years until advantages of new inventions will have been recognized by as well endusers as product managers. In a first step it was most deciding to introduce the new item into market and present it in catalogues and other media. That’s what we managed within last years by winning some important retailers who took [00000] into their assortment. Our sales figures are still small but continuously increasing. So we are generating more and more market demand and we are still convinced that we will settle an agreement with one or more big players regarding a cardboard-version which will escalate the sales.”
2.21.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat objectief gezien geen voordeel kan worden verwacht uit de activiteiten in 2012, gelet op de omstandigheid dat belanghebbende in de jaren 2009 tot en met 2012 hoge kosten heeft gemaakt, dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat in die jaren producten zijn verkocht en dat er geen aanleiding bestond aan te nemen dat in 2012 wel een voordeel zou worden behaald. Ook voor het jaar 2013 is naar het oordeel van de Rechtbank geen sprake van een objectieve voordeelsverwachting. De Rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat belanghebbende zijn onderneming in oktober 2013 heeft beëindigd en dat een realistisch verkoopresultaat van 14.000 stuks – gelet op onder meer de met de zakenpartner gemaakte afspraken – niet tot een opbrengst voor belanghebbende zou hebben geleid.

3.Het geschil

3.1.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de activiteiten van belanghebbende in het kader van [F] in 2012 en 2013 een bron van inkomen vormen.
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij in 2012 en 2013 ervan mocht uitgaan dat de activiteiten binnen afzienbare tijd winstgevend zouden worden. Hij wijst in dat verband erop dat nieuwe producten vaak een lange aanloopfase kennen en dat, gelet op de door [G] BV/ [H] verstrekte lening, ook externe partijen vertrouwen in het product hadden. Verder wijst hij op de omvang van de markt voor kantoorbenodigdheden, de prognoses van zijn ervaren zakenpartner [I] , de investering die [I] bereid is geweest te doen en op de verkoop die ieder jaar stijgt.
3.3.
De Inspecteur stelt daar tegenover dat de aan belanghebbende kenbaar gemaakte verkoopprognoses als onrealistisch moeten worden bestempeld. Van een objectieve voordeelsverwachting is daarom geen sprake. Ook de verkopen in recente jaren rechtvaardigen, aldus de Inspecteur, niet de verwachting dat de activiteiten per saldo winst zullen opleveren.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen overeenkomstig de ingediende aangiften. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Het jaar 2012
4.1.
Een voordeel kan slechts inkomen zijn indien er een bepaalde bron aan ten grondslag ligt. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 3 maart 1954, nr. 11.683, BNB 1954/125 en HR 1 februari 2002, nr. 36.238, ECLI:NL:HR:2002:AD8763) worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. Desgevraagd heeft de Inspecteur ter zitting verklaard dat hij niet betwist dat aan de eerste en de tweede voorwaarde wordt voldaan en dat hij zich uitsluitend op het standpunt stelt dat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt.
4.2.
In het kader van de objectieve voordeelsverwachting dient te worden onderzocht of de activiteiten van belanghebbende voorzienbaar blijvend verliesgevend zijn dan wel of daarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij belanghebbende, zij het in de toekomst, positieve zuivere opbrengsten zullen opleveren (HR 14 oktober 2005, nr. 40.224, ECLI:NL:HR:2005:AR6821).
4.3.
De vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting moet in beginsel worden beantwoord op basis van feiten en omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen echter licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en mogen daarom mede in aanmerking worden genomen (HR 24 juni 2011, nr. 10/01299, ECLI:NL:HR:2011:BP5707).
4.4.
Op belanghebbende rust de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat met betrekking tot de activiteiten van [F] in 2012 sprake was van een objectieve voordeelsverwachting.
4.5.
Het Hof acht belanghebbende geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat i) [G] bv/ [H] . – een onafhankelijke derde – bereid is geweest in 2009 een financiering van € 50.000 aan belanghebbende te verstrekken met het oog op de ondernemingsplannen, ii) [I] , een commercieel bedrijf met ervaring op de markt van kantoorartikelen, in 2011 een samenwerking met belanghebbende is aangegaan, het product in haar assortiment heeft opgenomen en tot productie ervan is overgegaan, iii) het product begin 2012 op de internationale vakbeurs [J] is gelanceerd, iv) [I] daarna de verwachting heeft uitgesproken dat in 2012 200.000 stuks zouden worden verkocht, v) [I] op basis van deze verwachting een verkoper heeft aangesteld om het product onder de aandacht te brengen, vi) [I] de kosten van deze verkoper en andere promotionele activiteiten voor eigen rekening heeft genomen, vii) het product via steeds meer verkooppunten te koop werd aangeboden, viii) [I] bereid is geweest de kosten van het octrooi in Duitsland voor te schieten, en ix) vanaf 2012 gesprekken zijn gevoerd met andere fabrikanten over de verdere ontwikkeling van het product (cardboard-versie). De omstandigheid dat het [I] nog altijd niet is gelukt om met het door belanghebbende ontwikkelde product een positie op de markt van kantoorartikelen te verwerven, doet niet af aan de objectieve voordeelsverwachting in 2012. Ook de omstandigheid dat de activiteiten van [E] niet tot enige winst hebben geleid, werpt geen ander licht op de zaak.
4.6.
Gelet op het vorenstaande is sprake van een bron van inkomen. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval de door belanghebbende ingediende aangifte dient te worden gevolgd en dat de aanslag IB/PVV 2012 dient te worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.543 (€ 17.239 -/- € 6.696).
Het jaar 2013
4.7.
In zijn aangifte IB/PVV 2013 heeft belanghebbende een belastbare winst van nihil aangegeven. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat – als gevolg van de met [I] gemaakte afspraken – ook in 2013 per saldo geen uitbetaling door [I] heeft plaatsgevonden en dat hij in 2013 verder geen kosten voor [F] heeft gemaakt. Nu belanghebbende geen vermindering van de aanslag IB/PVV bepleit, kan in het midden blijven of de activiteiten van [F] in 2013 kwalificeren als een bron van inkomen.
4.8.
De grieven van belanghebbende omtrent de wijze waarop de onderhavige zaken door de Inspecteur en de Rechtbank zijn behandeld, kunnen – ook indien het Hof het betoog van belanghebbende hieromtrent volgt – evenmin tot een vermindering van de aan belanghebbende opgelegde aanslag leiden. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond.
Belastingrente
4.9.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Nu de aanslag IB/PVV 2012 wordt verminderd, dient de daarmee samenhangende beschikking belastingrente dienovereenkomstig te worden verminderd.

5.Griffierecht en proceskosten

Omdat het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.
Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2012,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur inzake het jaar 2012,
– vermindert de aanslag IB/PVV 2012 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.543,
– vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 124 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. P. van Gorkom, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op
4 april 2017in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel)
(A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 4 april 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.