Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 73.957,38 aan 17 concurrente schuldeisers en een preferente schuldeiser, waaronder een concurrente schuld van € 20.153,80 aan de verhuurders wegens niet betaalde huur.
- is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst (bijvoorbeeld een gemeentelijke kredietbank);
- is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
- is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht;
- biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldeiser: hoe groot is de kans dat de weigerende schuldeiser dan evenveel of meer zal ontvangen;
- wat is de zwaarte van het financiële belang dat de schuldeiser heeft bij volledige nakoming;
- hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast;
- staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers.
Wij gaan niet accoord met uw schuldenvoorstel. Graag verzoek ik u naar aanleiding hiervan de benodigde stappen te ondernemen.”Het hof leidt uit het bestreden vonnis onder 3.2 af dat de verhuurders in eerste aanleg verweer hebben gevoerd via een e-mail van 25 januari 2017 (die zich niet bij de stukken in hoger beroep bevindt), met onder meer de volgende inhoud:
“Bij deze wil ik u mededelen dat wij niet aanwezig kunnen zijn. Dit echter betekend niet dat wij accoord gaan met de toegewezen schuldregeling. Wij zijn heel erg in gebreke gesteld. De kosten van de zitting heb ik nooit geaccepteerd. Net zo min als de schuldregeling. Deze zitting is hieruit voortgekomen. Ook hier zijn wij de dupe van. We worden gedwongen de schuldregeling te accepteren. Hopende op een positieve uitspraak namens ons.”Het hof stelt vast dat de verhuurders, hoewel zij behoorlijk zijn opgeroepen te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep en zij behoorlijk in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken aan het hof, ook in hoger beroep geen verweer hebben gevoerd. Omdat de verhuurders in hoger beroep niet hebben betwist i) dat zij met instemming met de aangeboden schuldregeling beter af zijn dan wanneer zij daarmee niet instemmen (en een schuldsaneringsregeling of faillissement zou volgen), zoals [appellant] in hoger beroep heeft betoogd, ii) dat, zoals [medewerker] ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, het door [appellant] te sparen bedrag, indien onverhoopt zijn contract niet zou worden verlengd en een WW- dan wel bijstandsuitkering zou krijgen, slechts enkele euro’s per maand minder zal zijn dan in de huidige situatie en iii) dat de overige schuldeisers (ongeveer 75% van de totale schuld vertegenwoordigende) met de aangeboden schuldregeling hebben ingestemd, is het hof van oordeel dat de verhuurders, rekening houdend met het onder 3.3 genoemde uitgangspunt en hetgeen het hof hiervoor (in de eerste alinea) heeft vastgesteld onvoldoende hebben aangevoerd om de belangenafweging in hun voordeel te laten uitvallen.
4.4. De beslissing
€ 678,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op nihil voor verschotten en op € 1.788,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
30 maart 2017 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.