Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, die in 2012 is geboren. De vader, die momenteel verblijft in een tbs-kliniek, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 augustus 2016 aangevochten, waarin zijn gezag over de dochter was beëindigd en de GI (Jeugdbescherming Gelderland) was benoemd tot voogdes. De vader heeft negen grieven ingediend en verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad om het gezag te beëindigen af te wijzen.
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind vooropgesteld, waarbij het belang van continuïteit en stabiliteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige centraal stond. De vader heeft erkend dat het perspectief van de minderjarige bij de pleegouders ligt, en het hof heeft geconcludeerd dat de termijn waarbinnen de vader weer in staat moet worden geacht om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, is verstreken. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige en haar ontwikkeling leidend was in de beslissing.
De vader heeft ook verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een belangenstrijd die dit zou rechtvaardigen. De beslissing van het hof benadrukt dat de beëindiging van het gezag niet betekent dat de vader geen rol meer speelt in het leven van de minderjarige, en dat hij recht heeft op informatie over haar ontwikkeling en contact met haar, voor zover dit in haar belang is.