Voor de door partijen afgesproken automatische incassoprocedure moet voorop worden gesteld dat het aan [appellant1] was om (onder haar kredietlimiet van - € 45.000) zorg te dragen voor voldoende saldo. De vraag is nu of ASR, zoals [appellanten] aanvoeren, de automatische incassoprocedure niet of niet deugdelijk zou hebben gevolgd, met name voor de maanden juli en augustus 2012. Het debat hierover heeft enige tijd gevergd voor de nodige verdieping. Anders dan [appellanten] aanvoeren, heeft ASR bij memorie van antwoord geen tegenstrijdige antwoorden gegeven, maar verdiept en gedocumenteerd verduidelijkt op welke wijze zij haar incassopogingen heeft gedaan. De schriftelijke verklaring van Blonk van ASR’s incassoteam van 12 september 2014 met de daarbij gevoegde overzichten van betalingen en ontvangsten van ASR (productie 15 bij memorie van antwoord) en de historie financiële gegevens uit haar geautomatiseerde systeem (zoals afgedrukt in de memorie van antwoord onder 3.7) ondersteunen het standpunt van ASR dat zij steeds de incassogiro tape enkele dagen voor het einde van de maand aan haar bank heeft aangeboden voor incasso bij de banken van haar schuldenaren op de eerste van de maand, waarna de bank bij storno nog eens een incasso probeerde omstreeks de 15e van de maand en zo nog telkens twee halve maanden daarna. Meer concreet blijkt hieruit dat ASR werd geconfronteerd met (mogelijk niet als zodanig voor [appellant1] zichtbare) storneringen van de julipremie op 12 juli 2012, 30 juli 2012 en 16 augustus 2012 en van de augustuspremie op 16 augustus 2012.
Wat betreft de eerste incassopoging hebben [appellanten] , anders dan van hen mocht worden verwacht, geen rekeningafschrift verstrekt betreffende 1 juli 2012. Uit het overzicht van 2 juli 2012 met een beginsaldo van - € 44.813,15 valt wel af te leiden dat dit eindsaldo op 1 juli 2012 geen ruimte meer liet voor incasso van € 277,04. Voor de tweede incassopogingen heeft [appellant1] ook al niet het overzicht van 12 juli 2012 verstrekt, maar uit dat van 13 juli 2012 met een beginsaldo van - € 44.985,14 en een eindsaldo van - € 44.960,55 blijkt dat er toen evenmin ruimte was voor incasso. Over 14 en 15 juli 2012 hebben [appellanten] opnieuw geen rekeningafschriften overgelegd. Het beginsaldo per 16 juli 2012 bedroeg - € 44.960,55, zodat het er voor gehouden moet worden dat ook hier in de tussenliggende periode niet geïncasseerd kon worden. Ten aanzien van de derde incassopogingen van de julipremie en tevens de eerste incasso poging van de augustuspremie (inmiddels verhoogd tot € 305,52) blijkt van een eindsaldo per 30 juli 2012 van - € 44.870,97, zodat dit ook gold als beginsaldo van 31 juli 2012. Het eindsaldo van 31 juli 2012 tevens beginsaldo van 1 augustus 2012 bedroeg - € 44.287,08 en liet slechts de daar vermelde vier betalingen (niet aan ASR) toe, waarop het eindsaldo van 1 augustus 2012 tevens beginsaldo van 2 augustus 2012 ad - € 44.963,69 ontstond. Het beginsaldo van 6 augustus 2012 was - € 44.930,62. Ook deze saldi lieten in het licht van de andere afschrijvingen geen ruimte voor automatische incasso. Van een vierde incassopoging per 16 augustus 2016 (met een onvoldoende beginsaldo van - € 44.846,42 en eindsaldo van - € 44.887,50) heeft ASR ten slotte op 21 augustus 2012 een stornomelding ontvangen. Deze - met concrete stukken onderbouwde - lezing van ASR vindt steun in de schriftelijke verklaring van ( [persoon 1] ) de tussenpersoon (productie 6 bij inleidende dagvaarding) waarin zij vermeldt dat de debiteurenafdeling van ASR haar (kennelijk op 24 augustus 2012) vertelde dat er twee maanden premie-achterstand was en dat ASR had geprobeerd de maanden juli en augustus te incasseren maar dat dit niet was gelukt.
Hiertegenover had het op de weg van [appellanten] gelegen, op wie ter zake stelplicht en bewijslast rust, om aan de hand van feiten en omstandigheden en alle relevante over te leggen documenten (waaronder met name bankafschriften van de ingeroepen storneringsdata) te stellen en aan te tonen dat haar bankrekening steeds voldoende ruimte liet voor de, per eerste van de maand te verwachten, automatische incasso’s. Weliswaar wijzen [appellanten] erop dat de rekening op bepaalde data wel voldoende ruimte liet voor deze incasso’s, maar daarbij hebben zij ten onrechte niet gereageerd op het verweer van ASR dat de bank van de schuldenaar bij beperkte kredietruimte (zoals hier) en samenloop van meer betalings- en incasso-opdrachten keuzes maakte welke betalingen zij wel (in ieder geval die aan haar zelf) en welke betalingen zij niet uitvoerde. Dit verweer vindt steun in het deel van de wel overgelegde bankafschriften over juli en augustus 2012, waaruit, voor zover zichtbaar, steeds op de eerste en vijftiende dag van de maand blijkt dat er afgezien van de andere afschrijvingen onvoldoende saldo was voor de premie-incasso. Het was dan ook niet aan ASR om onbeperkt incassopogingen te doen tot een dag waarop zij voldoende saldo zou aantreffen, maar aan [appellant1] om tijdig, in ieder geval op elke vervaldag, te zorgen voor voldoende saldo. In het licht van het voorgaande kan de conclusie geen andere zijn dan dat het daaraan heeft ontbroken. [appellanten] hebben dus - mede in het licht van het gemotiveerde en gedocumenteerde verweer van ASR - al met al onvoldoende gesteld en eens te minder afdoende onderbouwd aangetoond dat ASR de afgesproken automatische incassoprocedure niet of niet deugdelijk zou hebben gevolgd.
Op grond hiervan wordt de primaire stelling van [appellanten] verworpen.