Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de inhouding van loonheffing op het salaris van belanghebbende, een militair in dienst van het ministerie van Defensie, voor de maand januari 2013. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing, maar de minister van Defensie heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat de inspecteur van de Belastingdienst bevoegd was om op het bezwaar te beslissen.
Het geschil draait om de vraag of de belastingrechter of de ambtenarenrechter bevoegd is om te oordelen over het beroep tegen de beslissing van de minister van Defensie. Belanghebbende stelt dat de minister bevoegd was, terwijl het Hof oordeelt dat de inspecteur en de belastingrechter bevoegd zijn. Het Hof bevestigt dat het bezwaar van belanghebbende gericht was tegen de inhouding van loonheffing en dat deze inhouding gelijkgesteld moet worden met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Het Hof neemt de eerdere oordelen van de Centrale Raad van Beroep over en concludeert dat de wijzigingen ingevolge de Wet uniformering loonbegrip (WUL) niet in strijd zijn met verdragen en dat de WUL geen inbreuk maakt op het eigendomsrecht van belanghebbende.
De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar uitgesproken op 19 december 2017.