Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de inhouding van loonheffing over het loon van januari 2013 werd betwist. De belanghebbende, een militair in dienst van het ministerie van Defensie, had bezwaar gemaakt tegen de ingehouden loonheffing van € 1.122,97, die was berekend op basis van de Wet uniformering loonbegrip (WUL). De rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de inspecteur van de Belastingdienst ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De belanghebbende stelde dat de invoering van de WUL nadelige gevolgen had voor zijn eigendomsrecht, zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Hij betoogde dat de inhouding van loonheffing hem onevenredig raakte en dat er sprake was van een schending van zijn eigendomsrecht. De inspecteur daarentegen stelde dat de wetgever binnen zijn bevoegdheden was gebleven en dat er geen sprake was van een 'individual and excessive burden'.
Het hof oordeelde dat de toename van de belastingheffing door de WUL geen ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht van de belanghebbende vormde. De belanghebbende had een maandelijkse achteruitgang van € 19,75, wat niet als een 'individual and excessive burden' werd beschouwd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanspraak op medische verzorging van de belanghebbende als eindheffingsloon moest worden behandeld, waardoor er geen belasting over verschuldigd was.
De uitspraak van het hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en stelde dat de belanghebbende geen recht had op vermindering van de ingehouden loonheffing. De kosten van het hoger beroep werden niet aan een van de partijen opgelegd.