Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing op de incidentele vorderingen
‘haar rechtsverhouding, rechten en/of verplichtingen onder of in verband met de Akte (tezamen met de in verband daarmee ten behoeve van de Maatschappij verstrekte (goederenrechtelijke of persoonlijke) Zekerheden) door contractsoverneming of op andere wijze geheel of gedeeltelijk aan een ander over te dragen, op een ander over te doen gaan (…)”.Op 17 december 2015 heeft Propertize de aan [appellante 1] en [appellante 4] verstrekte leningen, als onderdeel van een pakket met meerdere leningen (een zogenaamd “mandje”, Project Dolphin genaamd), verkocht en overgedragen aan de in Londen gevestigde vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk ELQ Investors II Limited (hierna: ELQ). Bij brieven van 30 juni 2016 heeft ELQ de aan [appellante 1] en [appellante 4] verstrekte leningen opgeëist en gesommeerd het terzake verschuldigde bedrag aan haar te betalen. Op 19 juli 2016 heeft ELQ een dagvaarding uit laten brengen tegen onder meer [appellante 1] en [appellante 4] strekkende tot betaling van het uitstaande bedrag. Bij exploot van 22 juli 2016 heeft ELQ aan onder meer [appellante 1] en [appellante 4] aangezegd dat zij tot openbare verkoop van de verhypothekeerde onroerende zaken over zal gaan. [appellanten] heeft Propertize gedagvaard en (in eerste aanleg) gevorderd (i) dat de rechtbank voor recht verklaart dat Propertize toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [appellante 1] en [appellante 4] door de vorderingen aan ELQ over te dragen, althans dat deze overdracht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, althans misbruik van recht was en (ii) dat de rechtbank voorts voor recht verklaart dat Propertize onrechtmatig jegens [appellanten] en haar beleggers (certificaat- en obligatiehouders) heeft gehandeld door de vorderingen aan ELQ over te dragen en om Propertize te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
- i) alle tussen ELQ en [appellanten] gesloten overeenkomsten met betrekking tot de door Propertize aan ELQ overgedragen leningen of met betrekking tot de verkoop van vastgoed van [appellante 1] of [appellante 4] waaronder in ieder geval de in de jaarrekening van [appellante 1] genoemde ‘Settlement Agreement’ en ‘Framework Agreement’;
- ii) alle tussen ELQ en [appellanten] gewisselde conceptversies van de onder (i) genoemde overeenkomsten;
- iii) alle tussen ELQ en [appellanten] gewisselde correspondentie met betrekking tot de onder (i) genoemde overeenkomsten waaronder in ieder geval de in productie 5 bij de incidentele conclusie gearceerde bescheiden;
- iv) het in randnummer 8 van de incidentele conclusie genoemde business plan;
- v) de notulen van de in randnummer 9 van de incidentele conclusie genoemde vergaderingen en
- vi) de in randnummer 15 van de incidentele conclusie genoemde nieuwsbrieven,
“Door en met de verkoop van de leningen aan de rechtsopvolger van Propertize heeft het verweten gedrag zich dus als voorgedaan. Hoe de rechtsopvolger van Propertize vervolgens opstelde, heeft geen invloed op de verwijtbaarheid van het gedrag van Propertize. (…)”
‘een en ander voor zover die zien op’betrekking heeft op
‘de overige transactie documentatie’.
verklaring houdende contractsovername en cessie d.d. 20 juni 2016 met als bijlage een uittreksel van contractsoverneming en cessie tussen Propertize en ELQ d.d. 17 december 2015’) blijkt, aldus [appellanten] , dat partijen zelf hun twijfels hadden over de rechtsgeldigheid van de instemming met contractsoverneming bij voorbaat door [appellanten] op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden. Dit onderdeel van de (incidentele) vordering ziet op de stelling van [appellanten] dat Propertize niet gerechtigd of bevoegd was tot de verkoop van de vorderingen aan ELQ.
4.Slotsom
5.De beslissing
2 januari 2018voor het nemen van de memorie van grieven door [appellanten] ;