Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
heffingsambtenaarvan
De Friese Meren(hierna: de heffingsambtenaar)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kwalificatie van een verhuurde recreatiewoning voor de onroerende-zaakbelastingen. De heffingsambtenaar van de gemeente De Friese Meren had aan belanghebbende, een naamloze vennootschap, aanslagen opgelegd voor het jaar 2013 met betrekking tot een onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 38. De aanslagen betroffen zowel een eigenaarsdeel als een gebruikersdeel. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar handhaafde deze. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, die de aanslagen gedeeltelijk vernietigde en het eigenaarsdeel verlaagde.
De heffingsambtenaar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 8 maart 2016 heeft het Hof het onderzoek geschorst in afwachting van arresten van de Hoge Raad in vergelijkbare zaken. Na de arresten van de Hoge Raad op 16 september 2016 heeft het Hof het onderzoek hervat. De Hoge Raad had geoordeeld dat recreatiewoningen met de juiste faciliteiten bestemd zijn voor bewoning en dus als woning moeten worden aangemerkt, ongeacht de gemeentelijke voorschriften die permanente bewoning verbieden.
Het Hof oordeelde dat de fysieke kenmerken van de onroerende zaak bepalend zijn voor de kwalificatie als woning. De heffingsambtenaar's argument dat de onroerende zaak als een verblijfsaccommodatie moet worden aangemerkt, werd verworpen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke gebruikskenmerken van onroerende zaken in belastingzaken.