In deze zaak gaat het om de geldigheid van een ingescande handtekening bij de aanvraag voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen. De ouders, die in hoger beroep zijn gekomen, betwisten de geldigheid van het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling (GI) omdat dit niet zou zijn voorzien van een originele handtekening. Het hof verwijst naar de wetgeving omtrent elektronische handtekeningen en oordeelt dat een gescande handtekening in het huidige digitale tijdperk als voldoende betrouwbaar kan worden beschouwd. De ouders hebben zeven grieven ingediend en verzoeken de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank of de beschikking van de rechtbank te vernietigen. Het hof oordeelt dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen zijn sinds 2014 onder toezicht gesteld en zijn in 2015 met spoed uit huis geplaatst. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter voor de minderjarige1 en minderjarige3, maar vernietigt de beschikking voor minderjarige2 en verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis tot 24 november 2016.