ECLI:NL:GHARL:2016:8572

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
200.158.903
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper voor demurrage en deadfreight bij aflevering hijskraan

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Mammoet Equipment B.V. voor demurrage en deadfreight in verband met de levering van een hijskraan aan een andere partij. De hijskraan, een Liebherr LG1550, was verkocht aan [appellante] met een leveringsbeding FAS te Glasgow. De afgesproken leverdatum was 15 september 2011, maar Mammoet heeft de kraan niet op tijd afgeleverd. Hierdoor kon de hijskraan niet op het vrachtschip worden geladen, wat leidde tot extra kosten voor [appellante] in de vorm van demurrage en deadfreight. Het hof oordeelt dat Mammoet aansprakelijk is voor deze kosten, omdat zij niet heeft voldaan aan de leveringsverplichtingen. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank, met uitzondering van de toewijzing van de handelsrente, die wordt vervangen door de wettelijke rente. Mammoet wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het bedrag van USD 269.858,73, evenals de proceskosten van het hoger beroep. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers in internationale handelscontracten en de gevolgen van niet-nakoming van leveringsafspraken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.158.903
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 327763)
arrest van 11 oktober 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mammoet Equipment B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Mammoet,
advocaat: mr. P.H.J.G. van Huizen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. K.A. van Voorst.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 19 september 2012, 27 februari 2013, 5 juni 2013, 13 november 2013 en 30 juli 2014 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (voorheen rechtbank Utrecht) heeft gewezen. Het eindvonnis is gepubliceerd onder ECLI:NL:RBMNE:2014:3370.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 22 oktober 2014 met grieven,
- de conclusie van eis in hoger beroep,
- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens heeft Mammoet de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
Mammoet vordert in het principaal hoger beroep - kort samengevat en aldus begrepen - de vernietiging van de vonnissen van 27 februari 2013, 5 juni 2013, 13 november 2013 en 30 juli 2014 en afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
2.4
[appellante] vordert in het incidenteel hoger beroep - kort samengevat - verbetering van de gronden.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten:
3.1
[appellante] handelt in nieuwe en gebruikte hijskranen. In juni 2011 heeft zij van Mammoet, een onderneming in hijs- en transportdiensten, een gebruikte hijskraan van het merk/type Liebherr LG1550 gekocht voor € 1.975.000, met een beding over FAS-levering (Free Alongside Ship, dat is: op de kade) te Glasgow. De hijskraan was op dat moment in gebruik bij KR Wind in Griffin (Verenigd Koninkrijk).
3.2
Overeengekomen was volgens [appellante] dat de hijskraan op donderdag 15 september 2011 zou moeten worden afgeleverd in de haven van Glasgow, volgens Mammoet was als leverdatum 16 september 2011 overeengekomen.
3.3
[appellante] heeft de hijskraan onder hetzelfde beding (FAS te Glasgow) doorverkocht aan kranenverhuurbedrijf Sarens N.V. (verder: Sarens). Sarens is daarop met reder [Persoon 1] (hierna: [Persoon 1] ) overeengekomen dat de hijskraan op 16 september 2011 in Glasgow zou worden geladen en per schip (ms Jan van Gent) zou worden vervoerd naar Veracruz (Mexico).
3.4
Mammoet heeft de hijskraan niet op 15 of 16 september 2011 in Glasgow afgeleverd.
3.5
Bij brief van 16 september 2011 heeft [Persoon 1] aan Sarens onder meer bericht:
“Since the cargo was not available at the terminal yesterday, i.e. Thursday 15th September 2011, we presume that the crane will be at the terminal on Monday, 19th September 2011 at the earliest.In order to avoid further delays of the vessel we kindly request your binding declaration until today 15:00 hrs, as to when we can expect the cargo at the terminal, ready for loading.In this context we would also like to draw your attention to our regulations, covering late delivery by allowing the shipper to opt between stand-by demurrage cost of 11,000 USD/day until vessel commence loading, and dead-freight, amounting to 100% of the freight value (HGB § 588/II – Court of jurisdiction being Rostock, German law applies.). Please let us know your choice together with your notification of cargo delivery.”
3.6
Bij e-mail van 19 september 2011 bevestigt Mammoet aan [appellante] dat de kraan op 19 september 2011 geleverd zal worden. Mammoet heeft bij e-mail van 19 september 2011 12.21 uur aan [appellante] meegedeeld dat zij van de ships agent bericht heeft ontvangen dat zij de hijskraan niet op 19 september 2011 kan lossen en dat dit pas vanaf het einde van de volgende dag kan.
3.7
[appellante] heeft daarop per e-mail van 19 september 2011 12.52 uur aan Mammoet bericht:
“Jouw informatie staat lijnrecht tegenover de informatie die wij uit andere hoofde ontvingen.Te weten, dat de kraan nog steeds op de bouwplaats staat opgesteld.
Wat er ook van zij, de vertraagde aanlevering is in strijd met de afspraak en derhalve voor uw rekening en risico. Sinds vorige week claimt de reder detention, van USD 11.000,00 per dag. Het is derhalve aan u, om zo spoedig mogelijk voor aanlevering te zorgen, waardoor de detention ophoud.
Blijkens onze informatie is de rederij tot a.s. vrijdag bereid het schip te laten liggen in de haven, maar dat is het dan ook.”
3.8
Mammoet heeft vervolgens per e-mail van 19 september 2011 13.18 uur aan [appellante] meegedeeld:
“Heb opdracht gegeven direct iemand in de auto te zetten en naar de haven toe te rijden en hier bij schriftelijk vast te leggen of we nu wel of niet kunnen komen.Ik heb nog steeds het bericht van onze mensen dat we niet mogen aanleveren. (…)”.
3.9
[Persoon 1] heeft de vervoersovereenkomst met Sarens op 19 september 2011 om 15.23 uur opgezegd en daarbij in aanvulling op demurrage ook aanspraak gemaakt op deadfreight.
3.1
[appellante] heeft bij e-mail van 19 september 2011 17.09 uur aan Mammoet bericht:
“We hebben helaas geen reactie van Mammoet gekregen over aflevering haven Glasgow. Daarom hebben we de rederij niet kunnen garanderen dat de kraan alsnog morgen wordt aangeleverd. Hij heeft daarop aangegeven te zullen vertrekken.Dat betekent dat zowel de detention als de foutvracht in rekening wordt gebracht. (…)”.
3.11
Daarop heeft Mammoet na enkele minuten (om 17.14 uur) aan [appellante] bericht:
“Ze zijn bezig de kraan af te breken en aan te leveren, vanavond komen de eerste delen aan en de rest morgen.Dit is daar reeds lokaal besproken en akkoord bevonden, door drukt op de kade is er door de rederij besloten de boot vrijdag te laden.Helaas is een en ander zeer verwarrend door de verschillende contact-personen,Derhalve kunnen we geen foutvracht accepteren en zouden we alleen in goed overleg kunnen bespreken hoe we ten aanzien van de demurage wat kunnen doen (onder voorbehoud van alle rechten). (…)”.
3.12
Mammoet heeft de hijskraan op 19 september 2011 niet afgeleverd. De Jan van Gent is in de nacht van 19 op 20 september 2011 zonder hijskraan uit Glasgow vertrokken. Op 27 september 2011 is het schip teruggekeerd in Glasgow en is de hijskraan alsnog geladen en vervoerd naar Veracruz.
3.13
[Persoon 1] houdt Sarens aansprakelijk voor de kosten die zijn veroorzaakt door de te late levering van de hijskraan. Zij heeft aan Sarens op 22 september 2011 USD 42.166,67 demurrage (overliggeld) (3,833333 dagen van 15 t/m 19 september 2011) en op 26 september 2011 USD 220.442,06 deadfreight (foutvrachtschade) in rekening gebracht. Sarens heeft op haar beurt bij brief van 22 september 2011 [appellante] aansprakelijk gesteld voor de te late levering van de hijskraan en de aan haar toegerekende kosten.
3.14
Artikel 9 van de algemene verkoopvoorwaarden van Mammoet luidt:
“Reclame en aansprakelijkheid(…)5. Mammoet is nimmer aansprakelijk voor enig(e) gederfde winst, gemist gebruik, verlies van contracten en/of voor enige andere gevolgschade en/of economisch en/of indirect verlies of schade en/of meervoudige schade.”

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd de betaling aan haar van het equivalent van USD 262.608,73 in euro tegen de valutakoers van 19 september 2011, en van € 7.250,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten ten bedrage van het equivalent van USD 3.500 in euro tegen de valutakoers van de datum van de dagvaarding, met proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
4.2
De rechtbank heeft na tussenvonnissen over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, het toepasselijk recht en de uitleg daarvan alsmede de hoogte van de vordering, bij eindvonnis van 30 juli 2014 USD 269.858,73 in euro tegen de valutakoers van 19 september 2011, vermeerderd met rente, en de proceskosten toegewezen en het overige afgewezen.

5.Debeoordelingvandegrievenendevordering

5.1
Met haar grieven legt Mammoet het hele geschil aan het hof voor. Mammoet heeft geen belang bij bespreking van grief G, nu het geschil in volle omvang aan het hof voorligt. Het hof oordeelt als volgt.
5.2
In juni 2011 zijn partijen per e-mail in onderhandeling getreden over de aan- en verkoop van de kraan nadat de aankoop van een andere kraan (uit Italië) niet kon doorgaan. Op 10 juni 2011 biedt Mammoet de kraan aan voor € 2.150.000. [appellante] wenst de kraan over te nemen voor de prijs en condities van de Italiaanse kraan. Mammoet reageert op 15 juni 2011: ”Na ruggespraak (…) kunnen we hem verkopen voor Euro 2.000.000 FAS Glasgow Clyde port (15% aanbetaling, rest voor levering)”. [appellante] reageert dezelfde dag met een bod van € 1.975.000 waarop Mammoet op 16 juni 2011 schrijft: “Begreep (…) dat we een deal hebben voor het voorgestelde bedrag van euro 1.975.000 FAS”. Vervolgens corresponderen partijen over een pro-formafactuur en over de aanbetaling van 15%. Na een vraag van [appellante] of de aanbetalingsverplichting ook voor haar geldt en een bevestiging van Mammoet - omdat Mammoet zeker wil weten of het doorgaat - laat [appellante] weten dat het in orde komt (vgl. producties 15a en 15b van [appellante] en productie 6 van Mammoet).
5.3
Het hof oordeelt, net als de rechtbank en op grotendeels dezelfde gronden, dat op 16 juni 2011 een gave koopovereenkomst tot stand is gekomen. Voor zover de (niet-)betaling van de aanbetaling al als een voorwaarde heeft te gelden, is deze aan te merken als een ontbindende voorwaarde, althans dat heeft [appellante] redelijkerwijs zo mogen begrijpen. In de e-mailcorrespondentie is niet verwezen naar de algemene voorwaarden van Mammoet en evenmin naar een site waarop die voorwaarden staan. Nu de pro-formafactuur met de verwijzing naar de algemene voorwaarden pas op 20 juni 2011 aan [appellante] is verzonden, is niet voor of bij het sluiten van de koopovereenkomst naar de algemene voorwaarden verwezen. Daarom kan van de toepasselijkheid van de voorwaarden van Mammoet niet worden uitgegaan.
5.4
In de onderhandelingen is kennelijk niet over een leveringsdatum gesproken. Voor de vraag welke datum van aflevering later is overeengekomen, althans door [appellante] als koper is aangewezen, geldt de Haviltexmaatstaf, dat wil zeggen dat het voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen steeds aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.5
Nadat [appellante] de kraan had doorverkocht aan Sarens, is een vrachtschip gezocht en gevonden voor het vervoer van de kraan naar Veracruz. De agent, in de persoon van [Persoon 2] , laat [appellante] per e-mail van 7 september 2011 onder dat onderwerp de bookingconfirmation weten. Zij neemt in het bericht tips op voor de aanlevering van de zware materialen en geeft een contactpersoon door. Verder staat in het bericht: “ The port is open for receiving: Monday – Thursday 0900 – 1600”. [appellante] stuurt deze mail op maandag 12 september 2011 door aan Mammoet, waarop Mammoet per omgaande onder hetzelfde onderwerp laat weten dat het doorgegeven wordt. Daarbij geeft Mammoet niet te kennen dat volgens haar als datum van aflevering 16 september 2011 is overeengekomen.
5.6
Op 13 september 2011 informeert [appellante] bij Mammoet wanneer de kraan gebracht wordt, want “closing boot is 15.09”. 15 september 2011 is een donderdag. Daarop antwoordt Mammoet “Wij werken toe aan 16.09". Waar deze datum van 16 september 2011 op is gebaseerd, blijkt niet uit de overgelegde correspondentie. Daarop reageert [appellante] naar Mammoet diezelfde dag met de aankondiging van drie dagen demurrage van USD 11.000 per dag “mochten we dit niet halen” (productie 2 van Mammoet), nog eens door [Persoon 2] herhaald bij e-mail van 15 september 08.48 uur, nu aan [persoon 3] , die dit doormailt aan Mammoet. Mammoet antwoordt op 15 september 2011 10.38 uur aan de agent met cc aan [appellante] (productie 4 van [appellante] ): “The delivery of the crane will be tomorrow as per always discussed, delivery today is absolute impossible”.
5.7
Uit een en ander en de verklaring namens [appellante] tijdens de comparitie in eerste aanleg leidt het hof af dat [appellante] ervan is uitgegaan dat de kraan uiterlijk op 15 september 2011 geleverd zou moeten worden. Met de wetenschap bij Mammoet dat het schip op 16 september 2011 zou vertrekken en de verstrekte informatie over de aflevertijden in de haven, mocht [appellante] ervan uitgaan dat ook Mammoet wist dat zij de kraan uiterlijk donderdag 15 september 2011 vóór 16 uur diende af te leveren in de haven. Naar het oordeel van het hof heeft Mammoet tot slot moeten begrijpen dat [appellante] van levering uiterlijk 15 september 2011 16.00 uur is uitgegaan. Bij dit alles komt dat Mammoet een professioneel bedrijf is, dat bekend geacht moet worden met internationaal (zee)vervoer van kranen als in geding. Zij wist dat ruimte voor de omvangrijke kraan op een schip (in lijndienst) was gehuurd voor het vervoer naar Veracruz. Tot slot is gesteld noch gebleken dat er alternatief vervoer – anders dan vervoer met ms Jan van Gent – voorhanden was. De slotsom is dan ook dat Mammoet gehouden was de kraan uiterlijk donderdag 15 september 2011 vóór 16 uur af te leveren in de haven te Glasgow zodat het voor de kraan bestelde vervoer op ms Jan van Gent doorgang kon vinden.
5.8
In dit licht is het verweer van Mammoet, dat tussen partijen aflevering van de kraan op 16 september 2011 is overeengekomen, onvoldoende toegelicht. In elk geval zijn daarvoor in de tussen [appellante] en Mammoet gevoerde correspondentie onvoldoende aanknopingspunten voorhanden. De mededeling “Wij werken toe aan 16.09” doet hieraan niet af, gelet op het feit dat Mammoet bekend was met het bericht van de agent dat de haven op 16 september 2011 niet open zou zijn voor ontvangst van zaken. Daarom gaat het hof voorbij aan het betoog van Mammoet dat [appellante] als koper in (schuldeisers)verzuim verkeert omdat zij een onmogelijke afleverdatum zou hebben bedongen.
5.9
Toen de reder en afnemer van de kraan (respectievelijk [Persoon 1] en Sarens) op 16 september 2011 begrepen dat die dag de kraan niet geladen kon worden, heeft [Persoon 1] Sarens voor de keus gesteld om het vervoer van de kraan te annuleren - tegen betaling van deadfreight - of het weekend over te liggen en daarna te laden - tegen betaling van demurrage (productie 9a van [appellante] ). Na overleg tussen de betrokkenen, is overeengekomen dat Mammoet de kraan op 19 september 2011 zou afleveren (“we confirm that we will bring the LG1550 to the port on Monday (…)”, e-mail van Mammoet van 16 september 17:09, productie 7 van [appellante] ).
5.1
Mammoet heeft de kraan niet geleverd op maandag 19 september 2011 en op die dag evenmin tijdig uitsluitsel gegeven over het tijdstip dat de kraan wel zou worden afgeleverd (vgl. rov. 3.6 – 3.10). Hierdoor heeft [appellante] zich genoodzaakt gezien de reder te berichten dat niet duidelijk was wanneer geladen kon worden (vgl. e-mail 19 september 2011, 17:09 van [appellante] aan Mammoet, productie 4 van Mammoet). De reder heeft de vervoerovereenkomst met Sarens geannuleerd en het schip is vertrokken.
5.11
In de e-mails van [appellante] van 13, 16 en 19 september 2011 is Mammoet gewaarschuwd voor demurrage van drie dagen die berekend zou worden omdat het schip het weekend moest overliggen. Tevens is op 16 en 19 september 2011 gewaarschuwd voor deadfreight indien het vervoer geannuleerd moest worden, wat uiteindelijk door toedoen van Mammoet op 19 september 2011 is gebeurd. Daaraan doet niet af dat de reder die beslissing heeft genomen. Mammoet wist dus wat de gevolgen zouden zijn van niet-tijdige levering op 16 september 2011 en niet levering op 19 september 2011. Zij had daarmee ook rekening kunnen houden omdat zij wist dat internationaal vervoer zou volgen. Het standpunt van Mammoet dat de schade voor haar niet voorzienbaar was, kan dan ook niet worden gehonoreerd. Evenmin kan zij gevolgd worden in haar betoog dat schadebeperkend gehandeld kon worden indien Sarens een keuze had gemaakt naar aanleiding van het bericht van [Persoon 1] op 16 september 2011 (vgl. rov. 3.5). In overleg met betrokkenen, ook Mammoet, ís een keus gemaakt, namelijk op 16 september 2011 niet te annuleren maar over te liggen waardoor vanaf 16 september demurrage verschuldigd zou worden tot 19 september 2011, de aangekondigde dag van levering. Toen Mammoet aankondigde de kraan op 19 september 2011 niet te kunnen leveren (vgl. rov. 3.6), ontstond wederom de situatie dat het schip zou blijven overliggen (met verschuldigde demurrage vanaf 19 september 2011) of vertrekken (deadfreight verschuldigd). Omdat op 19 september 2011 er kennelijk teveel onduidelijkheid was over wanneer de kraan wél geleverd zou worden, is de vervoerovereenkomst geannuleerd met als gevolg dat Sarens deadfreight verschuldigd werd, naast de al verschuldigde demurrage. Dat de reder afstand heeft gedaan van haar recht op deadfreight of dat zij, voor zover zij dat al heeft gedaan, niet mocht afwijken van § 588 (oud) HGB, dat van regelend recht is, heeft Mammoet voorts onvoldoende toegelicht. Uit voormeld artikel volgt overigens evident dat met “die Reise” wordt gedoeld op de reis van het schip. De passage “wenn die Reise ohne die Güter angetreten wird” heeft noodzakelijkerwijs betrekking op het schip dat zonder de overeengekomen vracht, hier de kraan, vertrekt. Vast staat dat het schip op de nader overeengekomen datum 19 september 2011 zonder kraan is vertrokken op haar lijndienst Glasgow – Bilbao – Veracruz waardoor deadfreight verschuldigd werd. Voor die verschuldigdheid is niet relevant dat het schip na het aandoen van de haven van Bilbao op grond van een nieuwe vervoerovereenkomst met Sarens is teruggekeerd naar Glasgow om de kraan op te halen en opnieuw koers te zetten naar Veracruz. Kennelijk op de voet van § 588, lid 2, laatste volzin (oud) HGB heeft Mammoet nog aangevoerd dat de deadfreight moet worden verminderd met de door de reder onderweg verdiende vrachtpenningen ter zake van vervangende lading. Mammoet heeft deze stelling echter niet betrokken op het rondje Glasgow - Bilbao - Glasgow maar uitsluitend toegespitst op de door de reder verdiende vrachtprijs voor het transport van de hijskraan per 27 september 2011 vanuit Glasgow naar Veracruz. Het gaat echter om vracht die de vervrachter aanneemt in plaats van de niet geleverde vracht. Hierover heeft Mammoet niet aangevoerd, zodat ook dit verweer moet worden verworpen.
5.12
Met de rechtbank oordeelt het hof voorts dat Mammoet de opmerking van [appellante] dat het schip tot vrijdag 23 september 2011 zou wachten (vgl. rov. 3.7), niet heeft mogen opvatten als een nieuwe afleverdatum of toezegging dat zij nog kon leveren tot donderdag 22 september 2011. Het hof verwijst naar rov. 4.7 van het tussenvonnis van 27 februari 2013 en sluit zich daarbij aan. Dat deze e-mail een harde toezegging van de reder inhield of daarop was gebaseerd, zoals Mammoet nog aanvoert, mocht zij in het licht van de tekst ervan en zo lang zij zelf over de aflevering onduidelijk bleef, in redelijkheid niet verwachten.
5.13
[appellante] heeft Mammoet dus terecht aansprakelijk gehouden voor de door de reder aan Sarens en door Sarens aan haar berekende deadfreight en demurrage als schade wegens niet-nakoming door Mammoet. Voor zover nog nodig overweegt het hof dat uit het tussen [Persoon 1] en Sarens toepasselijke Duitse recht genoegzaam voortvloeit dat aan de vereisten voor het vorderen van beide posten is voldaan. Anders dan Mammoet voorstaat, sluit de toepasselijkheid van Nederlands recht op haar verkoop aan [appellante] niet uit dat onder de vervoerovereenkomst naar Duits recht opgekomen en begrote schade op Mammoet wordt afgewenteld wegens haar originaire toerekenbare tekortkoming.
5.14
Mammoet voert in hoger beroep wederom aan dat de hoogte van de verschuldigde deadfreight niet USD 220.442,06 is. Het hof verwerpt dat verweer nu [appellante] met de toelichtingen van [appellante] en Sarens bij akte uitlating hoogte schadevergoeding van 11 december 2013 en de overgelegde (credit)facturen met de “INVOICE-REVISED” van 26 september 2011 met paklijst (productie 18 en 19 van [appellante] ) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deadfreight is berekend op 1733,72 FRT TTL (freight tons total) naar aanleiding van de uiteindelijke verscheping van de kraan, waar eerst was uitgegaan van minder, en dat het daarmee corresponderende bedrag van USD 220.442,06 aan Sarens is gefactureerd.
5.15
Met haar laatste grief voert Mammoet aan dat de rechtbank ten onrechte handelsrente heeft toegewezen. [appellante] vordert in deze procedure de door haar geleden schade wegens tekortkomingen van Mammoet. Op deze schadevordering is niet de handelsrente ex artikel 6:119a BW maar de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van toepassing (vgl. Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70). De grief slaagt dus.
5.16
Op grond van al het bovenstaande faalt het principaal hoger beroep grotendeels, met uitzondering van grief J. [appellante] heeft bij deze stand van zaken geen belang bij de beoordeling van haar deels voorwaardelijk ingestelde incidenteel hoger beroep.
Slotsom
5.17
De grieven in het principaal hoger beroep falen, behoudens grief J. De bestreden vonnissen zullen bekrachtigd worden, behoudens voor zover wettelijke handelsrente over het toegewezen bedrag is toegewezen. Het hof zal in plaats daarvan de wettelijke rente toewijzen. Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof Mammoet in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen. Deze kosten aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op € 5.114 voor griffierecht en op € 3.263 voor salaris advocaat (1 punt x tarief VI). Het incidenteel hoger beroep behoeft geen beoordeling. Het hof ziet aanleiding de kosten hiervan te compenseren.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal hoger beroep:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Utrecht/Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 februari 2013, 5 juni 2013, 13 november 2013 en 30 juli 2014 behoudens voor zover in het vonnis van 30 juli 2014 wettelijke handelsrente is toegewezen, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt Mammoet om aan [appellante] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 september 2011 tot de dag van volledige betaling te betalen over een bedrag van USD 269.858,73 in euro tegen de valutakoers van 19 september 2011;
veroordeelt Mammoet in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] vastgesteld op € 5.114 voor griffierecht en op € 3.263 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
in het incidenteel hoger beroep:
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, Th.C.M. Willemse en K.J. Haarhuis, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016.