In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een informatiebeschikking die door de Inspecteur is afgegeven in het kader van de inkomstenbelasting voor het jaar 2009. De belanghebbende, geboren in 1958 en gehuwd, had een informatiebeschikking ontvangen op 3 december 2013, omdat hij niet had voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Inspecteur had het bezwaar afgewezen. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 juni 2016 in Arnhem zijn zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Inspecteur. De belanghebbende stelde dat de informatiebeschikking niet terecht was gegeven, omdat hij na een vrijwillige inkeer niet meer verplicht was om informatie te verstrekken. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de informatie van belang kon zijn voor de belastingheffing.
Het Hof oordeelde dat de informatiebeschikking terecht was afgegeven. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet voldoende had voldaan aan de informatieplicht en dat de vragen die de Inspecteur had gesteld relevant waren voor de belastingheffing. De belanghebbende had wisselende verklaringen afgelegd over zijn buitenlandse vermogen en had informatie achtergehouden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.