In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar en het beroep tegen de kosten van de aanmaning ongegrond verklaarde. De belanghebbende had een aanmaning ontvangen voor het niet tijdig betalen van gemeentelijke heffingen, waarbij kosten van de aanmaning in rekening waren gebracht. De rechtbank oordeelde dat de aanmaningskosten terecht waren opgelegd en dat er geen recht op een dwangsom bestond. Belanghebbende stelde dat de aanmaningskosten onterecht waren, omdat de laatste vervaldag op het aanslagbiljet was vermeld als 27 oktober 2014. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende geen beroep kon doen op de regeling van een dwangsom. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk en gelastte de griffier het griffierecht aan belanghebbende terug te betalen. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016.