Kort samengevat gaat het in de onderhavige zaak om het volgende.
[geïntimeerde 1] is sinds 2001voor [appellant] als advocaat opgetreden, onder meer inzake geschillen met zijn voormalige zakenpartner [persoon 1] . [appellant] en [persoon 1] investeerden gezamenlijk in diverse vastgoedprojecten, onder andere in een vakantiepark in Oostenrijk, [vakantiepark in Oostenrijk] (‘ [vakantiepark in Oostenrijk] ’). Bij geschillen in verband daarmee zijn [persoon 1] en [appellant] aanvankelijk bijgestaan door een gezamenlijke Oostenrijkse advocaat. Op enig moment hebben zij besloten zich ieder afzonderlijk van juridische bijstand te voorzien, waartoe [geïntimeerde 1] op 31 augustus 2005 namens [appellant] de Oostenrijkse advocaat dr. Glaser (hierna: ‘Glaser’) heeft benaderd en [persoon 1] zich heeft gewend tot dr. Mair (hierna: ‘Mair’).
Op 12 februari 2007 is aan het kantoor van Glaser een verstekvonnis betekend in een door de architect [persoon 2] tegen [appellant] en [persoon 1] geëntameerde procedure (hierna: de [architectprocedure] ), eveneens met betrekking tot [vakantiepark in Oostenrijk] . Glaser heeft hierover met [geïntimeerde 1] contact opgenomen, heeft daarop het verstek gezuiverd en heeft zich namens [appellant] in de [architectprocedure] gesteld. Op 21 november 2007 heeft [geïntimeerde 1] aan Glaser geschreven dat deze zijn activiteiten als advocaat van [appellant] in Oostenrijk kon beëindigen, vanwege een door [persoon 1] en [appellant] gesloten overeenkomst, onder meer inhoudende dat de heer [persoon 1] een leidende rol zou spelen met betrekking tot - onder andere - de [architectprocedure] . Glaser heeft [geïntimeerde 1] en [appellant] er vervolgens meer dan eens schriftelijk op gewezen dat [appellant] in de [architectprocedure] niet vertegenwoordigd werd, hetgeen ook [geïntimeerde 1] bij gelegenheid van het doorsturen van de brieven van Glaser aan [appellant] in het Nederlands heeft herhaald.
Bij brief van 23 december 2008 heeft [geïntimeerde 1] - na overleg met [appellant] - Glaser alsnog gevraagd om [appellant] in de [architectprocedure] te vertegenwoordigen, door aanwezig te zijn bij een zitting op 7 januari 2009. Glaser heeft bij fax van 5 januari 2009 geantwoord dit niet te zullen doen en heeft [appellant] - met c.c. aan Mair - in overweging gegeven om zich (net als [persoon 1] ) bij die gelegenheid door Mair te laten vertegenwoordigen.
Bij tussenvonnis van 17 april 2009 (het Tussenvonnis) heeft het Landesgericht Salzburg geoordeeld dat [appellant] en [persoon 1] aansprakelijk zijn voor de door [persoon 2] geleden schade. Glaser heeft het Tussenvonnis bij brief van 30 april 2009 aan [appellant] en [geïntimeerde 1] doorgestuurd en heeft daarbij geattendeerd op de beroepstermijn van vier weken vanaf 30 april, derhalve tot 28 mei 2009. Ook heeft Glaser in deze brief zijn eerdere mededeling, dat [appellant] in de procedure niet door een Oostenrijkse advocaat vertegenwoordigd werd, herhaald.
Mair heeft namens [persoon 1] tegen het Tussenvonnis hoger beroep aangetekend.
Het Tussenvonnis is in hoger beroep ten aanzien van [persoon 1] vernietigd; ten aanzien van [appellant] is het in stand gebleven. [appellant] heeft, toen hem eenmaal duidelijk was geworden dat de vernietiging ten opzichte van [persoon 1] meebracht dat hij niet langer tezamen met [persoon 1] , maar alleen gehouden was om de schade van [persoon 2] te vergoeden, [geïntimeerden] voor zijn schade aansprakelijk gesteld. [geïntimeerden] heeft aansprakelijkheid betwist.